Atlas Suriname

Boekbespreking

Eithne B. Carlin & Jacques Arends (eds.). Atlas of the languages of Suriname. Leiden, KITLV Press, 2002. ISBN 90 6718 196 X, 355 pp., prijs 37,50 euro.

Door J. van Donselaar.

Aan het verzoek van de redactie van Trefwoord om bovengenoemd boek te bespreken voldoe ik graag, maar met schroom. Hoewel de redacteuren van het boek in het voorwoord anders suggereren, zijn de aard van de inhoud, het wetenschappelijke niveau en de wijze van presentatie zodanig, dat ook een ontwikkelde leek zonder enige vertrouwheid met de taalkunde niet aan zijn trekken zal komen. Maar lexicografen dus desgewenst wel. Mijn beperkte oordeelsvermogen is dat van een amateur-lexicograaf en - dat wel - van een 'kenner' van Suriname en ook wel enigszins van de daar heersende talige verhoudingen. Ik zie trouwens niemand naar wie ik terwille van Trefwoord deze bespreking zou kunnen doorschuiven.

Op 21 en 22 januari 1999 had aan de universiteit van Leiden een symposium plaats onder de titel The languages of Suriname. De sprekers behandelden vanuit zeer verschillende gezichtspunten ieder één taal, of enige onderling verwante talen, van de twintig die in Suriname in gebruik zijn. Na iedere lezing werden vragen beantwoord en opmerkingen besproken, en dat alles in het Engels, of wat daarvoor doorging - erg vervelend.

Het voorliggende boek bestaat uit een bundeling van artikelen van welke de meeste gelieerd zijn aan een van die lezingen, enige andere geschreven door andere specialisten, al dan niet ook op dat symposium aanwezig. De aanduiding 'atlas' heeft niet betrekking op de ruimtelijke verspreiding van de onderhavige talen zelf, maar op de oorsprong of de herkomst van de voorouders van hun tegenwoordige sprekers in Suriname. Dat zijn:

  • Inheemse indianen. Hun verregaand westers geaccultureerde nazaten in het kustgebied hebben twee talen, het Arowaks (of Lokono) en het Karaïbisch (of Kalina). In het binnenland worden Trio, Wayana en nog vier andere indiaanse talen gesproken.
  • Nederlandse kolonisten. Zij waren de machthebbers van 1667 tot 1954 en voerden het Nederlands in als de enige officiële taal - en dat is het nog steeds. Niet alleen de zeer weinige Surinamers van puur Nederlandse herkomst, maar ook bijna alle andere Surinamers weten zich nu van het Nederlands te bedienen, in het bijzonder van de lokale variant, het Surinaams-Nederlands.
  • Uit Afrika aangevoerde negerslaven. In het kustgebied van Suriname hadden zij, al voordat de Zeeuwen in 1667 de kolonie op de Engelsen veroverden, een creooltaal ontwikkeld, eertijds Neger-Engels genoemd, nu, ook in die taal zelf, Sranantongo (d.i. Surinaamse taal) of kortweg Sranan. Het was lange tijd de lingua franca van Suriname, maar moet het nu opnemen tegen het Surinaams-Nederlands, waarbij steeds meer codewisseling en zelfs codemenging optreedt. Het Sranan is niettemin de of een thuistaal van vele Creolen, dat zijn de nakomelingen van de slaven die in 1863 de vrijheid kregen. Een deel van deze etnische groep is (met blank) gemengdbloedig. De zes bosnegerstammen in het binnenland, nazaten van de voor 1863 weggelopen slaven, spreken evenzovele eigen creooltalen : Djoeka ('Ndyuka') of Aukaans, Aloekoe of Bonni, Paramakaans, Kwinti, Saramakaans en Matawai.
  • Van 1853 tot 1939 geïmmigreerde Aziaten, voornamelijk als contractarbeiders voor de plantages. De Chinezen spraken en spreken onder elkaar de taal van de Hakka, de onder hen dominerende groep, ook genoemd Hakka maar beter Kejia. De Hindoestanen, uit het toenmalige Brits Indië, ontwikkelden uit hun diverse onderling verwante talen en dialecten een gezamenlijke, eigen taal, het Sarnami (d.i.Surinaams) Hindi, Sarnami Hindoestani of kortweg Sarnami. Onder de Javanen voltrok zich eenzelfde proces, met als resultaat de variant Surinaams-Javaans.

Alleen de nu als groep vrijwel niet meer herkenbare, zelfstandig geïmmigreerde Libanezen, met hun Arabisch, ontbreken.

Evenals tussen de lezingen op het symposium van 1999, is er tussen de bijdragen in deze bundel weinig meer samenhang dan dat de behandelde talen gezamenlijk in Suriname voorkomen. Samenhang of althans relaties komen nog het meest aan de orde in de, bij een aantal zeer uitvoerige en grondige historische inleidingen, en dat dan vooral bij de creooltalen en het Surinaams-Nederlands. De auteurs leggen veelal de nadruk op één of enkele van de aspecten die in het bijzonder hun persoonlijke aandacht hebben en/of waar zij zelf het meest mee bezig zijn (geweest). Wellicht is dat er de oorzaak van, dat, voor zover ik dat beoordelen kan gezien de verregaande mate van specialisatie, vrijwel alle bijdragen heel interessant zijn en, naar het mij voorkomt, ook heel goed. En, als je het geheel overziet : bijna ieder onderdeel van de taalkunde (grammatica, morfologie, syntaxis, fonologie, semantiek, sociolinguistiek, taalgeschiedenis) komt wel ergens aan de orde.

(2)

Wat me wel gestoord heeft is de aperte fout om als voorbeeld van Surinaams-Nederlands een lang stuk op te nemen van de schrijver Edgar Cairo, die daarin zelf in zijn eigen 'Cairoiaans' uitlegt, dat zijn Surinaams-Nederlands niet representatief is, maar opzettelijk door hem gecultiveerd. Heel verwarrend.

Evenwel, de lexicologie en -grafie komen niet eerder om de hoek kijken dan even in het nawoord van de redacteuren. Zie verderop. Dat is op zich niet verwonderlijk, althans dat ze in geen enkele bijdrage als apart onderwerp worden aangeroerd, wel dat bij een aantal talen zelfs niet verwezen wordt naar de al bestaande (goede) relevante woordenboeken en uitvoeriger en/of wetenschappelijk verantwoorde woordenlijsten. Het meest opmerkelijk is wel, dat in het stuk van Clare Wolfowitz over het Javaans het Surinaams-Javaans - Nederlands woordenboek van HeinVruggink uit 2001 niet genoemd wordt, terwijl dat nota bene het enige woordenboek van een Surinaamse taal is dat aan alle lexicografische eisen voldoet. Het staat wel in de gecompileerde literatuurlijst van de bundel. (Evenzeer merkwaardig is, dat Vruggink precies zo is omgegaan met een publicatie van Wolfowitz uit 1991.)

Er is een nawoord gewijd aan de huidige en toekomstige taalsituatie in Suriname. De veeltaligheid, de twee- en meertaligheid van bijna alle burgers, de invloed van de talen op elkaar en de codewisseling komen summier ter sprake. Er worden wensen betreffende de voortzetting en de aanpak van soorten taalkundig onderzoek opgesomd. Hierbij wordt terecht gesteld, dat de directe belangen die de bevolking en de volksontwikkeling daarbij hebben andere zijn dan die van de wetenschap. Er is behoefte aan grammatica's en woordenboeken!

Verbazingwekkend is de bewering, dat het hele schoolsysteem van Suriname op Nederlandse leest geschoeid zou zijn, zelfs dat het lesmateriaal van de basisschool afgestemd zou zijn op Nederlandse kinderen. Dan haal ik de prachtige serie Ons eigen leesboek uit 1957, populair geworden als Loes en Mama, maar weer eens tevoorschijn en geniet van zo veel Surinaamse werkelijkheid. Met zo'n misvatting in het hoofd (en kennelijk zo weinig voeling met de Surinaamse samenleving) moet het moeilijk zijn enigszins redelijk te speculeren over de weg die de tegenwoordige Surinamers zullen gaan op zoek naar de oplossing van hun taalproblemen.

Een andere minder geslaagde kant van de bundel zijn de kaartjes die ter verduidelijking en de afbeeldingen die ter verlevendiging zijn opgenomen. Van de twintig kaartjes is bij negen geen schaal vermeld, bij acht wel, maar een verkeerde, waardoor in zeven gevallen de oppervlakte van Suriname als ongeveer een derde te klein staat afgebeeld. Er is ook een kaartje waaraan de legenda ontbreken. De foto's, ten dele naar de natuur en ten dele afbeeldingen overgenomen uit boeken, zullen een niet ingewijde op het eerste gezicht doen vermoeden, dat de enige hedendaags westers geklede Surinamers de indianen uit het diepe binnenland zijn. Dat komt doordat de meeste andere foto's oud tot zeer oud zijn en er vaak geen jaartal of zelfs geen deugdelijk onderschrift bij staat. Het komt ook voor, dat een foto blijkens de bronvermelding is overgenomen uit andermans boek, waarin je dan weer vermeld kunt vinden dat hij afkomstig is uit het archief van het KITLV, de uitgever van de onderhavige bundel ! Geheel misplaatst is de foto van een gezin van Boeroes, eertijds een categorie van Nederlandse kolonisten die in de tekst nergens ter sprake komen.

Wie uitgebreider wil worden ingelicht over deze bundel leze de recensie van Eva Essed-Fruin in Oso (Tijdschrift voor Surinamistiek) 22 (1):152-157. Ondanks mijn kritiek eindig ik met haar belangrijkste conclusie toch met instemming te citeren "...een prachtig boek, veelzijdig en stimulerend".


Zie ook: bespreking van Index of vernacular plant names of Suriname.