Verkante keer

Van de verkante keer.
door Marc De Coster

De onnoembare misdaad of zonde (in het Latijn crimen nefandum; in het Engels the nameless crime), zo noemt men al eeuwen de liefde voor personen van hetzelfde geslacht. Sinds mensenheugenis rust er op tegennatuurlijke seks of sodomie een zwaar taboe, en volgens de Britse en Amerikaanse wetgeving is hij zelfs strafbaar. Homoseksuelen — het woord dook een eeuw geleden voor het eerst op in de Geneeskundige Courant en daarmee ook in de Nederlandse taal! — hebben tot voor kort een verborgen bestaan geleid, in de kast gezeten, zoals dat heet in het jargon. Er werd in het grijze verleden dan ook in vrij bedekte termen gepraat over deze verkeerde liefhebberij.

De Romeinen, die homofilie geen strafbaar vergrijp vonden maar haar niettemin beneden hun waardigheid achtten, stonden aan de basis van onze uitdrukking de Griekse beginselen toegedaan zijn. Zij spraken van amor Graecus, Griekse liefde.

Wat hebben de Grieken te maken met homofilie, zult u vragen. Welnu, de associatie van Grieken met homoseksualiteit en in het bijzonder pedasterie gaat in feite terug tot de oudheid. Herodotus (ca. 450 voor Christus), reflecterend op de culturele gewoonten van de Perzen, stelde reeds vast dat deze volkeren vele nieuwe gebruiken van de Grieken hadden overgenomen, waaronder het bed delen met jongens. Ook Cicero gebruikte in de eeuw voor het begin van onze jaartelling al de uitdrukking Grieks gezelschap (graeculi comites).

Heteroseksuele anale gemeenschap wordt in het Engels meestal verwoord met the Greek way of Greek culture. De aanduiding Griekse beginselen wordt bij ons voor het eerst opgetekend in de jaren zestig. Een Griek is tegelijkertijd de slangbenaming voor een homoseksueel. Wellicht heeft de Nederlandse auteur Gerard Reve bijgedragen tot de populariteit van deze zegswijzen. In zijn boek Lieve jongens uit 1973 schreef hij: '... de blauwe, wel erg mooie en begeerlijke, maar helaas geen enkele geestdrift voor mijn Griekse beginselen tonende Paul V.* Het eerste woordenboek dat deze uitdrukking vermeldt, is Recht voor z*n Raap. Jargonboek voor hippe en andere vogels (Leiden 1970) van R.G. Broersma.

Een homoseksueel is in de ogen van de brave burger anders, verkeerd of van de verkeerde kant. Deze laatste zegswijze — met de schertsende variant van de verkante keer — heeft parallellen in andere talen. Zo zegt men in het Spaans ser del bando contrario en in de taal van Shakespeare to swing the other way. Heere Heeresma schreef in Geef die mok nog eens door, Jet! (1968): 'Voor hem was die evangelist van de verkeerde kant.* J.A. Deelder gebruikte de uitdrukking in Modern PassĂ© (1988): 'Wat Thailand voor de gewone geilaard betekent, is Sri Lanka voor geilaards van de verkeerde [183] kant.* Met de verkeerde kant wordt hier de ruige (behaarde) kant van de hand bedoeld. Die duidt namelijk op de rugzijde van de partner en verwijst naar de houding bij de seksuele daad. Een homoseksueel wordt daarom in de volkstaal een ruigpoot genoemd. Vaak wordt dit nog geĂ¯llustreerd door het bekende gebaar: een paar klapjes met de hand op de rug van de andere. Dit handjeklap is een subtiele verwijzing naar iemands homoseksuele geaardheid. Men zegt eveneens dat iemand van het handje is. Zo lezen we bij Koos van Zomeren in Het verhaal (1986): 'O, is-ie geen kerel? Die flikflooi. Ik zal hem leren met zijn poten van mijn kinderen af te blijven. "Nee," wierp mijn vader tollend tegen, "hij is niet van het handje."*

Een andere uitdrukking die teruggaat op bovengenoemd gebaar, is van de kletsklets zijn. We treffen ze reeds aan in de jaren zestig, bijvoorbeeld in de vertaling van Henry Millers De kreeftskeerkring uit 1963: 'Was je maar van de klets-klets geweest dan was ik bij je gebleven.* Varianten hierop zijn van de klets-boem zijn, van de hats flats en van de knuf knuf.

Een vrij vage karakterisering is zo zijn, volgens het tijdschrift Opzij (oktober 1989) voornamelijk gebruikt in COC-kringen (COC: Cultureel en ontspanningscentrum, de belangenvereniging van homoseksuelen). 'Zo* zijn (Amsterdam 1984) is ook de titel van de autobiografie van Albert Mol. De uitdrukking bestond wellicht al vĂ³Ă³r de Tweede Wereldoorlog, getuige volgend citaat uit De roze rand van donker Amsterdam (Gert Hekma e.a., 1992): 'Op 19 september 1934 namen ze er een kijkje en constateerden dat er een tweetal jongemannen aanwezig was, welke mogelijk "zoo" zijn.* Deze bedekte verwijzing naar iemands geaardheid komt ook in het Fries voor: ek sa. Daarnaast spreekt men wel eens over een zo-kroeg en een 'z oo-aangelegde*. Deze laatste term heeft een parallel in het (verouderde) Engelse slang: a 'so* man, een homoseksueel. Men kan eveneens spreken over een 'so*-book. Volgens Eric Partridge, de (overleden) autoriteit op het gebied van Engels slang, werd so gebruikt als eufemisme sedert omstreeks 1890, maar rond 1950 was het volgens hem in deze betekenis al verouderd. Dat blijkt bij ons nog helemaal niet het geval te zijn. Herman Pieter de Boer gebruikte de zegswijze nog in Geheimenland (1988): 'in die kringen spreek je niet van homo maar van zo...'

Het eigene van homoseksuelen wordt benadrukt en tegelijkertijd verborgen voor buitenstaanders door het gebruik van uitdrukkingen zoals gevoelsgenoten, van de club of van de familie zijn. Dit soort geheimtaal kwam vooral voor in het COC. Eigenaardig is wel dat verbloemende aanduidingen voor het homoseksueel zijn, zoals van de club en van het handje zijn, een dubbele betekenis hebben. Beide uitdrukkingen betekenen ook 'lid van de N.S.B. zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog*; deze partij salueerde door het opheffen van de hand. De uitdrukkingen dateren vermoedelijk uit de naoorlogse jaren. In een klimaat waarin homoseksuelen nog doodgezwegen en veracht werden, ontstond in 1946 'Lezerskring de Shakespeare Club*, eigenlijk een dekmantel voor de [185] 'Vereniging tot Integratie van Homoseksualiteit*. Onder het mom van het bedrijven van cultuur konden 'gevoelsgenoten* elkaar ontmoeten. De naam was niet willekeurig gekozen. Volgens de oprichters van deze vereniging, die tot 1948 opereerde, had Shakespeare namelijk een aantal sonnetten geschreven met een duidelijke homo-erotische teneur. De Shakespeareclub was in feite de voorloper van het COC, in het spraakgebruik tante Kok.

Ischa Meijer verwijst naar de oorspronkelijke belangenvereniging in Een rabbijn in de tropen (1977): '....... in de eerste plaats alarmeerde zij de, in die tijd alleen nog maar ondergronds opererende club van homoseksuelen; een stelletje bangelijke mannen, haast allemaal van middelbare leeftijd, dat zich in een officieuze vereniging onder zeer cultureelopvoedende naam verzameld had.* De volledige uitdrukking lid van de club zijn treffen we onder andere aan in het werk van penozefiguur Haring Arie. Uit De Sarkast (1989) citeren we: 'Bill was wel ruig maar een jofele kerel, je kon eigenlijk helemaal niet aan hem zien dat 'ie van de club was, zoals zoveel van die andere mietjes die op het plein rondscharrelden.*

Wie lid was van de fluisterende gemeente, heeft tot ver in de jaren vijftig niet durven uitkomen voor zijn seksuele geaardheid. Homo*s werden lange tijd, en ook nu nog (denk maar aan het potenrammen), gediscrimineerd en uitgestoten. Velen moesten vaak een schuilnaam aannemen en een dubbelleven leiden. De meesten hadden immers niet de moed om uit de kast te komen (ontleend aan het Engels: to come out of the closet). Gerrit Komrij schreef in Met het bloed dat drukinkt heet (1991): 'Populaire televisiesterren wisten niet, als ze toevallig homoseksueel waren, met wat voor schielijke kippedrift ze uit de kast moesten duiken.* Tegenwoordig durft men al vaker kleur bekennen; homo*s blijven niet langer in de kast zitten. Zo verklaarde Maarten ' t Hart — die natuurlijk geen homo is — begin 1991 voor de buis dat hij wat betreft travestie, waarvan beoefenaars ook dikwijls een verborgen bestaan leiden, uit de kast gekomen was om andere minder bekende mensen te helpen hun verkleedzucht te accepteren.

De nieuwe trend is outing: bekende Nederlanders die er heimelijk een homoseksueel leven op na hielden, maken hier niet langer een geheim van. Ze maken bekend dat ze zo zijn. Ze outen zich of laten zich outen.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Trefwoord 13, Jaarboek Lexicologie 1998-1999, pp.183-185. De originele nummering van de bladzijden staat tussen [ ].