Het tv-journaal na de eerste schooldag. De verslaggever heeft een duidelijke focus gekozen: zo veel mogelijk lachende gezichten in beeld brengen. De kijker leeft immers niet van ellende alleen. Daarom: leerkrachten met gekke hoedjes, kleuters die trots zijn op hun nieuwe boekentas en bengeltjes (m/v) die er vooral naar uitkijken om hun vriendjes terug te zien. Ze willen daar namelijk een heel schooljaar mee spelen. Dat het uitloopt op moeilijke rekensommen en zwakke cijfers voor spelling, wordt handig buiten beeld gehouden.
De minister van Onderwijs komt in beeld en slaat een toon aan waaruit enthousiasme en trots spreken. Weet je wel hoeveel kindjes er hun eerste schooldag beleven en hoeveel nieuwe schoolgebouwen er in de steigers staan? En daar nog eens een initiatief bovenop om het autoverkeer uit de Schoolstraat en het coronavirus uit de klas te verdrijven. Hoera voor 1 september!
Na enkele sfeerbeelden zijn de kindjes allemaal de klas in gewerkt. Op de stoep drentelen nog wat ouders rond. Ze proberen een laatste beeld op te vangen van zoon of dochter achter de tralies. ‘En wat gaat u doen met de rest van uw dag?’, vraagt de journalist. Lang ontbijten met mijn vrouw, is het prompte antwoord van een jonge vader die er inderdaad hongerig uitziet. Een moeder voegt er onbeschroomd aan toe: ‘En als mijn man straks naar zijn werk is, fijn in mijn eentje gaan shoppen. Eindelijk weer zonder kinderen.’
Ze hebben de ware betekenis van de school begrepen. Het Nederlandse woord school hebben we met veel omwegen geleend van het Latijnse schola, vertelt het Etymologisch Woordenboek. De Romeinen hadden het dan weer van de Grieken. Scholè betekende daar paradoxaal genoeg ‘vrije tijd’. Meer specifiek: tijd waarin je geen openbare verplichtingen had.
Wat deed zo’n inmiddels oude en dode Griek met die tijd? Om de tuin of het huis te onderhouden had hij personeel. Nou ja, slaven. Er zat dus niet veel anders op dan na te denken en te studeren. De betekenis van scholè verschoof onmerkbaar van ‘vrije tijd’ naar ‘tijd voor lectuur en studie’. En toen er leraren opstonden die op bepaalde plaatsen en tijden onderricht begonnen te geven aan groepjes geïnteresseerde studenten, werden die plaatsen ook scholè genoemd. Op die manier komen we aardig dicht bij wat we vandaag onder een school verstaan.
De moeders en vaders die schooltijd interpreteren als tijd om peinzend een kopje koffie meer te drinken, of om in een winkel wat dingen te gaan passen die ze niet nodig hebben en sowieso niet kunnen betalen, hebben overschot van gelijk. Een zalige uitvinding voor iedereen, die school.
Laat de slaven intussen het werk maar doen.
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van Woorden weten alles? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ludo Permentier is journalist en auteur. Hij was docent in het middelbaar onderwijs, werkte bij Van Dale en de Taalunie en publiceerde taalboeken. Vijftien jaar lang schreef hij de taalcolumn Woorden weten alles in De Standaard.
E-mail: ludo.permentier@telenet.be