Aanleiding om over deze woorden te schrijven is de speelfilm “Benedetta” van Paul Verhoeven. Die gaat over twee Italiaanse nonnen, Benedetta en Bartolomea, die aan het begin van de 17e eeuw een seksuele relatie met elkaar hadden. De film is gebaseerd op gedetailleerde verhoorverslagen uit 1619 en 1623. In een vraaggesprek met NRC zei Verhoeven hierover:
Wat mij trof, is dat de notulist [van die verhoorverslagen] zo geschokt was door deze bekentenis van Benedetta’s minnares Bartolomea dat zijn handschrift onvast werd. Hij streepte frases door, herformuleerde dingen. Hij kon zich seks tussen vrouwen gewoon niet voorstellen, vrouwen voelden zich toch alleen maar aangetrokken tot de superieure man? Het woord lesbisch stamt uit de 19e eeuw.
Verhoeven heeft gelijk: de seksuele betekenis van lesbisch dateert uit de 19e eeuw. Het is afgeleid van Lesbos, het Griekse eiland waar de dichteres Sappho circa 630 v.Chr. haar liefde voor meisjes bezong. Liefde tussen mensen van hetzelfde geslacht is zonder twijfel zo oud als de mensheid, maar het heeft heel lang geduurd voordat hier woorden voor werden bedacht.
Jacob Kramers
De vroegste vindplaats voor de woordcombinatie lesbische liefde is tot nu toe een woordenboek. Jacob Kramers (1802-1869) gaf in 1847 in zijn Algemeene kunstwoordentolk als definitie“onnatuurlijke ontucht der vrouwen onder elkander”.
Op welke bron(nen) Kramers zich baseerde is niet bekend – hij liet geen aantekeningen na – maar de kans is groot dat hij de woordcombinatie lesbische liefde aantrof in de vertaling van een of meer Duitse werken. In het Duits vinden we Lesbische Liebe al zeker sinds 1823. In 1846 dook het op in de vertaling van een werk van Ludwig Julius Budge (1811-1888), een Duitse arts, getiteld Algemeene pathologie gegrond op physiologie. Budge beweert daar:
Slechts de meest onnatuurlijke afdwaling der ziels-werkzaamheid kan tot paederastie, lesbische liefde, sodomiterij, voeren.
Het kan toeval zijn, maar naast lesbische liefde vermeldde Kramers in 1847 paederastie (“de jongensschenderij, jongelingsonteering, schandelijke vereenging van mannen, onnatuurlijke ontucht”) en sodomieterij (“tegennatuurlijke bevrediging van de geslachtsdrift”).
Overigens is er voor lesbische liefde een nog iets oudere vindplaats. In 1844 schreef de Amsterdamse arts W.G. Wehlburg in zijn Handboek der geregtelijke geneeskunde:
De zoogenaamde lesbische liefde (omgang van vrouw met vrouw), is, voor zoo ver mij bekend is, nimmer een onderwerp van geregtelijk geneeskundig onderzoek geweest.
‘Een buitengewoon grote clitoris’
Tot nu toe is aangenomen dat het woord lesbisch in de 19de eeuw zeldzaam was en alleen werd gebruikt “als geografisch bijvoeglijk naamwoord, meestal in een klassieke context”, aldus een etymologisch standaardwerk uit het eerste decennium van onze eeuw. Inmiddels zijn er zoveel digitale historische teksten bijgekomen dat dit standpunt moet worden herzien. Ja, je vindt lesbisch óók (en zelfs al vanaf het midden van de 18e eeuw) in die geografische betekenis, maar lesbisch in de seksuele betekenis is in de 19de eeuw zeker niet zeldzaam. Wel meende men heel lang dat het een zeldzaam verschijnsel was; net als de notulist van de verhoren van Benedetta en Bartolomea kon men zich er bijna geen beeld van vormen. Of men had een wonderlijke voorstelling van zaken. Ze lezen we in het Handboek der geregtelijke geneeskunde, verschenen in 1847, hetzelfde jaar dus dat Jacob Kramers lesbische liefde in zijn woordenboek opnam:
Van geringer beteekenis is de wellustige omgang van vrouwen onder elkander, de zoogenaamde lesbische liefde, waarbij de, aan deze ondeugd overgegevene (…) zich of van eenen kunstmatigen Priapa [dildo, ES] bedienen, of eene buitengewoon groote clitoris tot hetzelfde doel misbruiken.
Het lijkt er dus op dat lesbisch in de seksuele betekenis via Duitse medici tot ons is gekomen; aanvankelijk was het gebruik beperkt tot de taal van artsen en psychologen en werd het als vaktaal gebruikt.
Een half woord
In de tweede helft van de 19e eeuw vinden we echter te veel bewijsplaatsen voor lesbisch in de seksuele betekenis, ook buiten de vaktaal, om het zeldzaam te noemen. Wel lijkt het woord bij het grote publiek lang onbekend te zijn geweest – zoals er veel over seksualiteit onbekend en taboe was. Een mooi voorbeeld daarvan lezen we in een dialoog in een krantenfeuilleton getiteld “De eerste liefde van Verbene Junker”, afgedrukt in een dagblad uit 1907.
Erich: “Helaas heb ik iets pijnlijks met je te bepraten, Verbene. (…) Mij zelfs is het pijnlijk over een zoo kiesche zaak openlijk te spreken.”
Verbene: “Wat dan toch?”
Erich: “Je moet me met een half woord begrijpen als ik zeg dat Julia Rheijmers een hoogst verkeerden invloed op je heeft uitgeoefend. Zij is een vrouw die voelt voor een zoogenaamde Lesbische liefde.”
Verbene: “Maar Erich, wat bedoel je, ik begrijp je niet.”
Erich: “Ik zinspeel op de schandelijke, onnatuurlijke zucht van verdorven menschen om hartstocht te bevredigen bij hetzelfde geslacht. Waanzin is daar nog het beste woord voor.”
Verbene: “Maar Erich wat verzin je, je bazelt.”
Lesbienne
Tot slot nog iets over het woord lesbienne. Volgens het WNT, het wetenschappelijke woordenboek van het Nederlands, is dit in 1968 voor het eerst op schrift te vinden, in het tijdschrift Sextant. In feite is het zeker een halve eeuw ouder. We vinden het in 1913 in een krant in een zin over een meisje dat “er een zinnenleven op nahoudt, dat variëert tusschen de ‘femme publique’, de ‘hermaphrodite’ en de ‘Lesbienne’”. Lesbienne is een Frans leenwoord – de aanhalingstekens in dit citaat kunnen betekenen dat er een buitenlands begrip wordt aangehaald.
Dat is stellig niet het geval in een zin die de politica en feministe Wilhelmina Drucker (1847-1925) in 1918 schreef in haar boek De verbetering van het recht der vrouw. Zij verhaalt over het ontstaan van de vrouwenbeweging in Nederland. Over hoe vrouwen werden tegengewerkt door mannen op wie ze meenden te kunnen rekenen. Sommige vrouwen werden door hen afgeschilderd als “mannenhaatster”. Maar de beschuldiging kon nog erger:
Enkelen, giftiger, dieper getroffen in hun ijdelheid, voegden, in bedekte termen, ter waarschuwing voor andere vrouwen, er aan toe: Lesbiennes.
We zien het woord lesbienne hier dus in een functie die het lang heeft behouden: als een schandelijk scheldwoord.
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.
Twitter: @ewoudsanders