Wat blijft er over van woorden als hun betekenis, door blootstelling aan wispelturige eeuwen, verbleekt is tot er niets meer van overblijft dan een vage herkenning? Inhoudsloos gebral, zult u misschien zeggen. Maar als die frasen door tallozen gedeeld worden – wat toch het tweede kenmerk is van taal – dan worden het magische formules.
Dat heb ik nog eens ervaren toen ik op 11 november achter twee van onze kleinkinderen aanliep in Mechelen. Op die dag wordt Sint-Maarten gevierd, daar ter plaatse: Sinte-Mette. De kleintjes verkleden zich met rode mantel en mijter, en lopen van deur tot deur om snoepgoed en mandarijntjes te verzamelen terwijl ze een eeuwenoud bedelliedje zingen. Dat begint zo (ik zet het om in min of meer verstaanbaar Nederlands):
Sinte-Mette van de Ruggenuchte,
Hij met zijn grijze baard.
Juffrouwke wilt ge mijn kabaske eens vullen
En laat ons niet lang meer staan.
Want hij hoest, hij heeft een valling.
Geef hem een pastilleke, ’t zal overgaan.
(De hele tekst vindt u hier. En in deze reportage ziet u kinderen zingen.)
Het kabaske dat gevuld moet worden, ken ik uit het dialect van mijn jeugd. Moeder droeg een kabas als ze naar de markt ging. Op weg naar school droegen wij een kabas, met enkele boeken, pennen en schriften, maar vooral met knikkers, bikkels, springtouwen, speelgoedpistooltjes en ander gereedschap om de zware dagen door te komen. Het woord sloeg eerst op een rieten hengselmandje, zegt de Etymologiebank. Het komt in de meeste Vlaamse dialecten voor, zij het dat de kabas nu meestal van stof of (namaak)leer is, of godbetert van plastic.
Maar wat betekent Sinte-Mette ‘van de Ruggenuchte’? Is die Maarten niet geboren in Hongarije uit Romeinse ouders? Werd hij geen lid van de keizerlijke garde, later kluizenaar in de buurt van het Franse Amiens en uiteindelijk bisschop van Tours? De legende vertelt dat hij op een goeie dag zijn mantel in tweeën sneed om een deel aan een bedelaar te geven. Maar dat is het zo ongeveer. En buiten Mechelen lijkt die Ruggenuchte volkomen onbekend terrein.
Ik vraag het aan Rudi De Mets, stadgids en promotor van Sinte-Mette. “Van de ruggenuchte is vermoedelijk een verbastering van ‘van de vroegenochtend’ – je moet namelijk vroeg opstaan om zeker te zijn nog snoep te krijgen. Een andere verklaring zou zijn ‘van de ruwe gehuchten’ wat dan zou wijzen op kinderen uit minder begoede (en dus ruwere) wijken.”
Zeker is dat allemaal niet. En het doet er ook niet toe. Het lied springt van de Romeinse heilige naar het juffertje in de straat, naar een verkouden kindje dat een pilletje nodig heeft, naar een familie waar ze pannenkoeken gaan bakken. Het hangt allemaal met haken en ogen aan elkaar, zoals we in Vlaanderen zeggen. Maar de kinderen zingen het met heilige overtuiging. Ze delen het met elkaar, met hun ouders en buren en dat al honderden jaren lang. En als die magische formule werkt en hun kabaske vult – waarom niet?
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van Woorden weten alles? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ludo Permentier is journalist en auteur. Hij was docent in het middelbaar onderwijs, werkte bij Van Dale en de Taalunie en publiceerde taalboeken. Vijftien jaar lang schreef hij de taalcolumn Woorden weten alles in De Standaard.
E-mail: ludo.permentier@telenet.be