Woorden, zo is mijn ervaring, kunnen van gewicht en zelfs van kleur veranderen. Neem het woord complotdenker. Dat ken ik al enkele decennia, maar door de coronapandemie heeft het voor mij een andere gevoelswaarde gekregen. Voorheen: grijs woord voor een marginaal, voornamelijk historisch verschijnsel. Inmiddels: alarmerend rood woord, vetgedrukt, voor een hedendaags verschijnsel dat vele malen groter blijkt dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.
Dit is voor mij de grootste erfenis van de coronapandemie: het besef dat er, ook in Nederland, zo ongelooflijk veel wappies en mafkezen rondlopen. Mensen die er de meest bizarre complottheorieën op nahouden.
De Dikke Van Dale voegde het woord complotdenker toe in maart 2021 – zo’n beetje halverwege de coronapandemie dus. De definitie luidt: “iem. die overal complotten meent te ontwaren, waarbij bepaalde ontwikkelingen worden toegeschreven aan grootscheepse samenzweringen”. Al eerder nam Van Dale complotwappie en complotgekkie op (beide in december 2020).
Geloven in complotten is natuurlijk al zo oud als de wereld. En vanzelfsprekend is dat geloof niet altijd ongegrond gebleken, dat maakt discussies met complotdenkers ook zo lastig. Ja, er zijn in de loop van de geschiedenis allerlei complotten gesmeed, maar de complotten waar jij nu mee komt aanzetten …
Als woord maakt complotdenken pas opgang sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw. “Naar goed Pools gebruik worden er vele vormen van complot-denken op losgelaten”, meldde het Algemeen Dagblad in 1985. En NRC Handelsblad schreef in 1990, onder de kop “‘Kinderen bedreigd door satanisme’ De samenzwering”, over een zekere Johannes van Baaren:
In Nederland is [hij] dé exponent van een tamelijk extreem, religieus geïnspireerd complotdenken. Tegelijk is hij met zijn talloze brochures de Grote Onthuller van de Wereldsamenzwering.
Waarheidszoekers
Bijzonder is hoe complotdenkers de taal naar hun hand zetten. Over hun taalgebruik schreven Jan Erik Grezel en Arthur Reinders Folmer onlangs een interessant artikel in het tijdschrift Onze Taal, onder de kop ‘Wappies? Nee, waarheidszoekers!’ Zij stellen onder meer dat complotdenkers worden gedreven door wantrouwen. Zij wantrouwen de wetenschap, de politiek en natuurlijk de mainstreammedia – een woord dat dankzij complotdenkers ook in Nederland een hoge vlucht heeft genomen. Samen met vakjargon als “de elite”, “de cabal” en “de illuminati”, allemaal voor “een geheime club van machtige mensen die wereldheerschappij nastreeft”.
Interessante observatie van Grezel en Reinders Folmer: complotdenkers bedienen zich graag van HOOFDLETTERS EN VEEL UITROEPTEKENS!!!! Dit vanzelfsprekend om hun argumenten KRACHT BIJ TE ZETTEN!!
Nog een interessante observatie: complotdenkers zijn doorgaans erg slordig in hun taalgebruik. “Sommige complotwebsites wemelen van de typ- en spelfouten. Stilistisch houdt het ook niet over. De overvloed aan hyperbolen ontkracht de boodschap.” Al te correct taalgebruik zien zij namelijk als niet-authentiek, als iets dat bij de “deugende elite” hoort, bij de cabal van “schijnheilen”. Fout is dus goed en andersom.
Inhoudelijk interessant vind ik dat complotdenkers er niet voor terugdeinzen om oeroude complottheorieën nieuw leven in te blazen. Neem die bizarre theorie over het drinken van babybloed. De oudste versie van dit zogenoemde bloedsprookje dateert al uit de 1e eeuw. In de middeleeuwen waren er in Europa tientallen versies van in omloop. Het gaat om een beruchte antisemitische mythe, die tot in de 20e eeuw tot gruwelijke moorden en Jodenvervolgingen heeft geleid. Dat sommige Nederlanders er al eerder in geloofden, blijkt overigens uit deze raamposter uit 1893.
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.
Twitter: @ewoudsanders