Financiële afgrond waarin mensen gestort dreigen te worden als hun koopkracht zo sterk afneemt dat zij onder de armoedegrens zakken. We leven in een tijd van polarisatie en ‘kloofdenken’, waarin het aantal woorden op –kloof gestaag toeneemt. We hebben een genderkloof, een informatiekloof, een vertrouwenskloof en een kloof tussen stad en platteland. Voor het verschil tussen arm en rijk kennen we o.a. armoedekloof, inkomenskloof en welvaartskloof. De beeldspraak van de kloof is kennelijk effectief, maar dreigt door het vele gebruik wel wat sleets te worden. Misschien dat sommige politici dat ook zo aanvoelen, want op 9 maart stond te lezen op nos.nl: “GroenLinks-voorman Klaver heeft het over een ‘koopkracht-klif’ waar Nederlanders volgend jaar op af rijden. […] Het kabinet moet wat hem betreft zo snel mogelijk duidelijk maken hoe de groep onder de armoedegrens wordt gesteund.” Het gebruik van dat verrassende klif was retorisch slim. Het roept de associatie op met de bekende armoedekloof (een cliché), maar heeft een veel groter dramatisch effect, want het gaat hier om mensen die ook echt het randje over gaan en in de financiële afgrond storten.
Het woord koopkrachtklif sloeg kennelijk aan, want een dag later werd het in een Volkskrant-interview gebruikt door zowel werkgeversvoorzitter Ingrid Thijssen als FNV-voorman Tuur Elzinga. Wie weet volgen er vanaf nu meer neologismen op –klif. Totdat ook de beeldspraak van de klif aan inflatie onderhevig raakt.
Bronnen:
NOS, 9 maart 2023
de Volkskrant, 10 maart 2023