Binnenkort zaaien de boeren hun gewassen. Heel wat vogels profiteren er dan van om de zaadjes te verorberen die net gezaaid zijn. De landbouwers vinden dat uiteraard maar niets. Er bestaan tegenwoordig dus allerlei snufjes om die vogels te verjagen. Die vervangen de malbroeken op het veld. Malbroek is een Limburgs dialectwoord voor een vogelverschrikker. Waar komt malbroek vandaan, welke andere dialectwoorden bestaan er nog voor een vogelverschrikker en waar worden ze gebruikt?
De graaf van Marlborough
Op sommige plekken in Limburg wordt wel een heel opvallend dialectwoord gebruikt voor de vogelverschrikker: malbroek. Waarschijnlijk verwijst de naam naar John Churchill, de graaf van Marlborough. In de 18e eeuw was hij aanvoerder van het Engelse leger. Met zijn leger kwam hij langs de Maas in Limburg waar hij de dorpen plunderde. Daar zou hij zoveel schrik, verderf en vernieling hebben gezaaid dat er in verschillende gemeenten in Belgisch-Limburg poppen verbrand worden die vernoemd zijn naar die graaf om zo zijn herinnering levend te houden. Die malbroek-poppen lijken op een vogelverschrikker. Dat is immers vaak een houten of strooien pop gekleed in oude lappen.
Afschrikwekkende pop
In de standaardtaal en in heel wat dialecten heet de pop gewoon vogelverschrikker omdat het vogels af moet schrikken. Verschrikken is immers ‘schrik aanjagen’. Andere frequente dialectbenamingen zijn vogelschrik of het iets specifiekere mussenschrik. In West- en Oost-Vlaanderen wordt de pop dan weer vogelschuw, mussenschuw, schuwman of gewoon schuw genoemd. Net zoals schrik verwijst schuw hier naar het wegjagen van de vogels, het schuw maken. Ook de plaats waar de vogelverschrikker staat kan de naamgeving bepalen zoals errewetenschuw, een pop die in een erwtenveld staat. In Zele heet de pop een vogelbenaar of –benauwer. Benauwd maken betekent ‘laten schrikken’. Dit zelfde benoemingsmotief vind je verder in het Oost-Vlaamse spook. Naast spoken heb je in Oost-Vlaanderen en Zeeland ook bietebauwen, woutermannen en –venten, vernoemd naar een of andere huis- of bosgeest. In Belgisch-Limburg tegen de Duitse grens gebruik je vogelscheuche, het Duitse woord voor een vogelverschrikker.
Venten en peten
Naast de verschillende benamingen waarin schrik aanjagen het benoemingsmotief is, wordt de vogelverschrikker ook wel gewoon man, mannetje, strooien man, stroman of voddeman genoemd. Zo’n stroman werd ook gebruikt bij andere handelingen waarbij ze geen echt mens kunnen inzetten, zoals een doelpop bij toernooien of een pop bij symbolische verbrandingen. Naast de letterlijke betekenis, heeft stroman ook een figuurlijke betekenis, namelijk iemand die niet voor zichzelf handelt, maar een (willoos) werktuig is van anderen. Denk hierbij aan stromannen bij veilingen of verkopen. In Oost- en West-Vlaanderen kent men ook strooien vent, strovent of gewoon vent. Vent is een ander woord voor man of kerel. In het zuiden van Oost-Vlaanderen wordt dan weer peten, petie of peet gebruikt, alweer een synoniem voor man of kerel. Dit peet is misschien afgeleid van (doop)peter. Het tweede deel is ook vaak pop zoals in voddepop.
Lawaai
In de Zeeuwse dialecten hoor je ook mossewachter of mussewachter, iemand die op de mussen let, in dit geval om te voorkomen dat de zaadjes werden weggepikt. Het lawaai dat een dergelijke pop maakt in de wind kan de naamgeving eveneens mee bepalen. Loterman verwijst naar loteren ‘rammelen, schudden’. Ook klawatterman hoort in deze groep: klawatter is verwant met klabetteren ‘praten, rammelen’. Kallemoeie wordt in verschillende betekenissen gebruikt, o.a. ook voor een strooien pop en een praatgrage vrouw.
Niet betreden
In de Denderstreek en het Pajottenland hoor je wel eens kaligiereman (uitgesproken als kalezjiereman). Oorspronkelijk was de kalegiereman wellicht een stok waarop stro was gebonden die op de grens van landerijen aangaf dat de akker niet toegankelijk was. Het woord is afgeleid van het Middelnederlandse calangeren, wat ‘beboeten’ betekent. Wegens de vormgelijkenis is het later ook de naam geworden van de vogelverschrikker.
- Woorden voor vogelverschrikker in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- Woorden voor vogelverschrikker in de Etymologiebank
- Woorden voor vogelverschrikker in e-WND en woordenbank.be
- Woorden voor vogelverschrikker in de Kaartenbank
- Woorden voor vogelverschrikker in het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT)
- Kruijsen, J. (2008). Woordenboek van de Limburgse dialecten. 1: Agrarische terminologie. 7. Boerderij: erf en moestuin. Amsterdam: Gopher B.V..