Met het achtervoegsel -sel worden in het Nederlands vooral zelfstandige naamwoorden gevormd uit werkwoordstammen. Bijvoorbeeld: het zelfstandig naamwoord deksel ontstaat uit het werkwoord dekken door het achtervoegsel -sel aan de stam dek toe te voegen. De betekenis van -sel kan per woord verschillen:
- Het geeft het product of het resultaat aan van de handeling die het werkwoord uitdrukt (aanwensel, baksel, bijvoegsel, kapsel, mengsel, strooisel e.d.) en soms ook het afvalproduct daarvan (schaafsel, zaagsel).
- Het duidt aan welk middel of werktuig gebruikt wordt bij de handeling die het werkwoord uitdrukt (behangsel, deksel, hengsel, stijfsel, versiersel).
- Het geeft aan wat het onderwerp van de handeling is die het werkwoord weergeeft (spooksel, verschijnsel).
- Het geeft – net als bij 1 – aan wat er na de handeling als resultaat overblijft én is – net als bij 3 – het subject van de handeling of het proces dat het werkwoord beschrijft (bezinksel, overblijfsel, uitvloeisel).
- Het duidt op de zaak die de handeling die het werkwoord uitdrukt, moet ondergaan (raadsel).