Sporttermen in het ANW
Het is deze week de achtste Nationale week van de Sport. Op veel plaatsen in Nederland wordt hier aandacht aan besteed en is het mogelijk om laagdrempelig kennis te maken met verschillende sporten. Het INL maakt het deze week mogelijk om laagdrempelig kennis te maken met een aantal sporttermen in het jongste woordenboek van het Nederlands, het Algemeen Nederlands Woordenboek. In dit woordenboek in wording wordt de hedendaagse woordenschat beschreven.
aanwijsplaats
recht op deelneming aan, plaats die aangewezen wordt in een sporttoernooi of wedstrijd, vaak een schaatswedstrijd, meestal voor een in principe eerder niet geselecteerde of geplaatste deelnemer of ploeg, veelal op grond van prestaties uit het verleden. (ANW)
albatros
aanduiding in de golfsport waarmee wordt aangegeven dat een golfer drie slagen minder nodig heeft dan het standaardaantal of gemiddeld aantal slagen, de par, op een hole. (ANW)
bergkoning
tussentijdse leider of uiteindelijke winnaar van het bergklassement in een grote wielerronde, zoals de ronde van Frankrijk (Tour de France), de ronde van Italië (Giro d’Italia), de ronde van Spanje (de Vuelta), de ronde van Zwitserland en de ronde van Polen. (ANW)
Dr. Bibberregel
door de internationale schaatsbond ISU in 2009 uitgevaardigde en in 2010 geëffectueerde regel die bepaalt dat een schaatser of schaatster de middellijn van het rechte stuk niet volledig mag overschrijden met de schaats; gebeurt dat tweemaal wel, dan volgt onherroepelijk diskwalificatie; lijnregel. (ANW)
dropshot
slag of schot bij balsporten, waarbij de bal veelal hoog over een bepaald punt gaat, daarna abrupt neervalt en bijna niet meer opspringt. (ANW)
fielden
de verdedigende partij spelen bij honkbal of cricket; de partij spelen die de geworpen bal moet opvangen of die, wanneer de tegenpartij de bal met het bat kan wegslaan, deze zo snel mogelijk stopt en terugspeelt. (ANW)
indoorwedstrijd
wedstrijd die in een zaal of andere overdekte ruimte wordt gespeeld in een tak van sport die zowel binnen als buiten beoefend kan worden. (ANW)
korfbalclub
sportclub waar korfbal wordt gespeeld; sportclub waar de korfbalsport beoefend wordt; ook: de gezamenlijke leden van zo’n sportclub. (ANW)
pomerans
dopje van leer of vilt dat zich op het stooteinde van een (biljart)keu bevindt en dat regelmatig, voor of na een stoot, wordt ingesmeerd met blauw krijt. (ANW)
profsporter
iemand die een sport beoefent voor zijn beroep; beroepssporter; professional; prof. (ANW)
recreant
iemand die een bepaalde sport niet prestatiegericht, maar puur voor zijn plezier of genoegen, op amateurniveau beoefent. (ANW)
regenboogtruidrager
wielrenner die de regenboogtrui draagt ten teken dat hij de huidige wereldkampioen wielrennen is, hetzij op de weg, hetzij op de baan, hetzij in het veldrijden. (ANW)
schoonspringer
iemand die voor zijn beroep of uit liefhebberij de watersport beoefent waarbij men zo sierlijk mogelijk vanaf een plank of platform in het water springt onder uitvoering van salto’s en schroefbewegingen; beoefenaar van het schoonspringen. (ANW)
simultaanwedstrijd
wedstrijd in het dammen of schaken waarbij één uitdager tegelijkertijd tegen meerdere deelnemers speelt. (ANW)
snoek
roeislag waarbij de roeiriem in het water blijft hangen, omdat deze er te diep ingestoken is; verkeerde beweging bij het roeien; foute roeislag. (ANW)
speedway
motorsport waarbij gereden wordt op lichte motorfietsen, met een sterke motor, zonder remmen en met maar één versnelling, op een ovale sintelbaan of gravelbaan van 200 tot 400 m lengte. (ANW)
testmatch
meerdaagse cricketwedstrijd tussen twee nationale teams die tot de sterkste landen van de wereld behoren. (ANW)
thuisfluiter
scheidsrechter die bewust in het voordeel fluit van de thuisspelende ploeg. (ANW)
thuisplaat
honk waarvan een speler of speelster van een honkbal-, softbal- of kastieploeg die aan slag is, na de bal geraakt te hebben vertrekt en dat hij of zij na een omloop langs de overige drie honken weer moeten zien te bereiken om een punt te scoren; thuishonk. (ANW)
toss
loting voor aanvang van een wedstrijd, bijvoorbeeld het opgooien en opvangen van een munt, bedoeld om uit te maken wie van de partijen het recht van keuze zal hebben en/of zal beginnen, of een loting op een andere wijze (bv. door een racket om zijn lengteas te draaien), (soms) opgooi; kop of munt, kruis of munt. (ANW)
triplet
team van drie spelers in het jeu de boules. (ANW)
uppercut
korte, krachtige, met een gebogen arm gegeven, opwaartse stoot, vooral tegen de kin; opstoot. (ANW)
vlinderen
zwemmen met de vlinderslag. (ANW)
walk-over
zeer gemakkelijke overwinning in een wedstrijd of een deel van een wedstrijd, bv. een set. (ANW)
Zijn er volgens u woorden die ontbreken in deze lijst? Stuur een tweet met het betreffende #sportwoord naar @ivdnt, of mail naar servicedesk@ivdnt.org. Wij vullen de lijst dan verder aan.
Het sportwoord wordt in het woordenboek opgenomen als u kunt aantonen dat het een bestaand woord is. Vermeld bij het sportwoord een RT, een citaat of link.