Afgelopen donderdag, 18 mei, hadden we weer de jaarlijkse Fiets-naar-je-werkdag. Deze nationale campagnedag is bedoeld om het gebruik van de fiets in het woon-werkverkeer te stimuleren omdat het gezond en goedkoop is, en vooral ook omdat het autogebruik erdoor verminderd wordt.
Lang voor er sprake was van dit soort overheidscampagnes, en lang ook voor men zich de vraag stelde Bob jij of bob ik?, zocht men al naar manieren om na het werk of na een feestje goedkoop en veilig thuis te komen.
Zo werd eind 19de-eeuw de potwagen bedacht. Dit was een rijtuig of tram waarmee personeel ’s morgens naar, en ’s avonds weer van het werk naar huis kon. Ook feestvierders maakten van potwagens gebruik om probleemloos drank en vervoer te kunnen combineren.
Zijn naam heeft de potwagen te danken aan het feit dat wie met de potwagen of pottram meereed, een kleine bijdrage in ‘de pot’ moest storten voor de collega’s die zo vriendelijk waren op de potwagen dienst te doen.
Potwagens reden vooral in Amsterdam, tussen 1900 en 1969, maar ook uit Arnhem zijn overheidsregelingen voor potwagens bekend. In 1957 kwam er de potautobus bij, omdat steeds meer mensen in buurten woonden die voor de tram niet bereikbaar waren. Na 1969 werden de potwagens, pottrams en potautobussen afgevoerd, omdat hun functie door de reguliere nachtbus overgenomen werd.
- Potwagen in het Woordenboek der Nederlandsche Taal