Van oudsher worden er binnen de Lage Landen veel talen gesproken, want de ligging aan de Noordzee vormt een knooppunt van handel, cultuur en industrie. Kennis van vreemde talen wordt hier dan ook al eeuwen belangrijk geacht voor handelaren, diplomaten, kunstenaars en voor iedereen die zijn wereldbeeld verlangde te vergroten. Die vreemde talen moesten worden geleerd. Als hulpmiddel daarvoor publiceerde Noël van Berlaimont, een Antwerpse leraar Frans, in 1527 als eerste in de Lage Landen een taalgidsje. Dit boekje was tweetalig Nederlands en Frans, en bevatte zinnetjes en gesprekken die van pas kwamen tijdens het diner, in de herberg, op de markt en onderweg. Na de gesprekken volgde een beknopte woordenlijst.
Dertien Europese talen
Het taalgidsje was een fenomenaal succes en werd tussen 1527 en 1759 vele malen bewerkt en herdrukt, steeds vaker zonder de oorspronkelijke auteursnaam. Er werden telkens nieuwe vreemde talen aan het repertoire toegevoegd, waaruit blijkt hoeveel waarde men hechtte aan het leren van andere talen. De Nederlandse tekst bleef meestal de basis. In 1598 verscheen de eerste achttalige editie, waarin aan het Nederlands vertalingen waren toegevoegd in het Frans, Latijn, Duits, Spaans, Italiaans, Engels en Portugees. Er werden ook Midden-Europese edities uitgegeven met Pools, Tsjechisch en Hongaars, er verscheen een editie met Latijn, Frans, Duits en Zweeds, er zagen Frans-Bretonse edities het licht, en er verschenen edities met Maleis en Malagasi (de taal van het eiland Madagaskar).
De zinnetjes waren geschreven in ‘gewone’, beschaafde spreektaal. Daardoor geven de taalgidsjes inzicht in de spreektaal van dertien Europese talen (Nederlands, Engels, Duits, Zweeds, Frans, Italiaans, Spaans, Portugees, Latijn, Bretons, Pools, Tsjechisch en Hongaars), en kunnen we overeenkomsten en verschillen zien tussen de zestiende- en zeventiende-eeuwse Romaanse, Germaanse en Midden-Europese talen. Kortom: de taalgidsjes zijn een Fundgrube, voor taalkundigen maar ook voor cultuurhistorici, want ze geven een natuurgetrouw beeld van de toenmalige omgangsvormen in de handelswereld, de diplomatie, de kunsten en het hotel- en restaurantwezen.
De taalgidsjes zijn onder taalkundigen zeker niet onbekend. In de loop van de tijd zijn enkele edities van of over de gidsjes verschenen, en in 2000 heb ik zelf een hertaling van de Nederlandse en de Maleise tekst gepubliceerd. Maar digitale edities van de oorspronkelijke teksten ontbreken nog, en die zijn voor verder onderzoek onontbeerlijk.
Nu het Instituut voor de Nederlandse Taal dit jaar speciale aandacht besteedt aan het thema ‘Nederlands in een meertalige wereld’, leek het ons een mooie gelegenheid om betrouwbare transcripties te maken van de verschillende talen uit het gidsje van Van Berlaimont, en die te publiceren bij INT of DBNL, zodat taalkundigen vanuit de hele wereld er toegang toe hebben. De transcripties worden in eerste instantie vervaardigd door mijn vrijwilligers, maar de controle van de verschillende talen kan het beste worden uitgevoerd door neerlandici extra muros met kennis van (en expertise in) de verschillende vreemde talen.
Herdenking
In 2027 is het vijfhonderd jaar geleden dat de eerste druk van het taalgidsje van Van Berlaimont verscheen. We hebben dus nog vier jaar om een mooie herdenking te organiseren. Ik hoop die samen met de IVN te realiseren. Een digitale herdenkingsplaats moet niet alleen betrouwbare transcripties van de verschillende talen bevatten, maar ook transcripties van werken die geïnspireerd zijn door het oorspronkelijke taalgidsje van Van Berlaimont, zoals taalgidsjes van Plantijn en Gerard de Vivre, of het drietalige gidsje (Latijn-Nederlands-Frans) Colloquia Familiaria van de bekende humanist Cornelius Valerius uit 1663, met twee extra dialogen voor kinderen, over handballen en krijgertje spelen. Verder moet de digitale herdenkingsplaats een overzicht bieden van zoveel mogelijk publicaties óver de taalgidsjes, in zoveel mogelijk talen. Op die manier zal de herdenkingsplaats een inspiratiebron worden voor nieuw onderzoek.
Graag roep ik neerlandici binnen en buiten de muren op zich bij mij te melden om mee te werken aan de opbouw van de digitale herdenkingsplaats, aan de controle van de verschillende vreemde talen, aan het vinden van secundaire literatuur over de gidsjes en aan het vinden van zoveel mogelijk edities van het taalgidsje of navolgers. Van die edities zijn al eerste verzamelingen aangelegd door Ulrike Vogl (Universiteit Gent) en binnen DAGENTA (Database Geschiedenis Nederlandse Taalkunde), waaraan studenten binnen en buiten de muren kunnen meewerken.
Dankzij deze initiatieven zal het meertalige gidsje van Van Berlaimont opnieuw, net als in de zestiende eeuw, verbindingen tussen mensen en talen tot stand brengen. Een passender eerbetoon lijkt me in deze meertalige wereld niet denkbaar.