Crisis: als zich de afgelopen zomermaanden één woord naar voren heeft gedrongen, dan is het dat wel. Niet alleen was en is crisis doorlopend te horen en te lezen in de media, het woord steekt ook in gesprekken voortdurend de kop op. En dat in vele samenstellingen.
Ik zou van die samenstellingen een lange lijst kunnen maken, maar ik beperk me hier tot één bron: de NRC van gister (5 september 2022). Alleen al in die krant vond ik: asielcrisis (3x); coronacrisis (4x); crisisbestrijding; crisisjaar (2x); energiecrisis (3x); klimaatcrisis (6x); migratiecrisis; Oekraïne-crisis; stikstofcrisis en voedselcrisis.
Helemaal willekeurig gekozen is deze bron overigens niet, want de NRC liet Corien Prins aan het woord. Zij is voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). “Nederland holt van crisis naar crisis”, zo vatte zij een nieuw WRR-rapport samen, “doordat de politiek onvoldoende verschillende – ook minder positieve – scenario’s doordenkt en zich daardoor te vaak laat overvallen door gebeurtenissen.” In het rapport zelf wordt ook nog de wooncrisis genoemd – tevens een woord dat veel opgang maakt.
Er is nog een tweede reden waarom het woord crisis die dag zo vaak in de NRC stond. Onder de kop “De beste foto’s van een crisisjaar” lazen we over drie genomineerde foto’s van diverse crisissituaties. In het artikel zegt Jan Dirk van der Burg, de Fotograaf des Vaderlands: “Dat is de Pavlovreactie van de fotojournalist: focussen op iets wat misgaat. Maar er ging dit jaar ook uitzonderlijk veel mis. Volgens mij waren er afgelopen jaar meer crises dan in de hele jaren negentig.”
Dit laatste sluit aan bij de gesprekken die ik de afgelopen maanden heb gevoerd. Daarin passeerden geregeld vragen de revue als: “Wat is er toch met de wereld aan de hand? Zo’n opeenstapeling van crisissen heb ik nog nooit gezien.”
Overigens werd in veel van die een conclusie getrokken die vergelijkbaar is met die in het WRR-rapport: we danken dit aan politici die geen impopulaire maatregelen durven nemen omdat ze hun herverkiezing, dus de korte termijn, belangrijker vinden dan verantwoord beleid op de langere termijn. Zie daar de bron voor de verontrustend grote vertrouwenscrisis in de politiek: nauwelijks de helft van de Nederlandse bevolking heeft momenteel nog vertrouwen in de overheid.
Plaatsvervangende schaamte
Een woordcombinatie die ik de afgelopen maanden opvallend vaak heb gehoord is plaatsvervangende schaamte. Dit vooral in verband met de mensonterende toestanden bij het AZC in Ter Apel. Gebrekkige hygiëne, tenten die werden weggehaald, Artsen zonder Grenzen die kwam ingrijpen: het kan u onmogelijk zijn ontgaan.
Plaatsvervangende schaamte is een relatief jong begrip. Ik vond het voor het eerst in 1952, in een krant. Pas vanaf het eind van de jaren zestig / het begin van de jaren zeventig neemt het in frequentie toe.
Ik vind het een interessante emotie. Schaamte komt in soorten en maten. Je kunt je doodschamen voor iets, of juist een licht gevoel van schaamte voelen voor iets onnozels. Bij plaatsvervangende schaamte gaat het in mijn beleving vrijwel altijd om iets groots. Soms zelfs zo groot dat deze vorm van schaamte een gevoel van boosheid of machteloosheid kan oproepen. Zoals bij de plaatsvervangende schaamte voor het feit dat een welvarend land als Nederland, een land dat zich zo graag laat voorstaan op een degelijke infrastructuur en het vermogen om zaken goed te organiseren, maandenlang niet in staat blijkt om asielzoekers te voorzien van elementaire zaken als een dak boven het hoofd, een schoon toilet en een plaats om zich te wassen. Met alle vreselijke gevolgen van dien.
Ik kan het niet verhullen: alleen al dit zo onder woorden brengen roept bij mij een diep gevoel van plaatsvervangende schaamte op.
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.
Twitter: @ewoudsanders