Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is ivdnt.org op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!

Categorieën
WoordHoek

Kanonnenvoer

Vanwege de oorlog in Oekraïne lezen en horen we het steeds vaker: het cynische woord kanonnenvoer. De frequentie ervan zal toenemen, voorspelt Ewoud Sanders.

Van sommige woorden zou je willen dat ze nooit waren bedacht, dat ze simpelweg niet bestonden.

Ik heb dat met het woord kanonnenvoer. Wreed woord voor een wreed verschijnsel: het opofferen van (doorgaans jonge, onervaren) soldaten in een oorlog. Ze in kansloze situaties brengen, waarin ze vrijwel zeker de dood zullen vinden.

Foto: Ministry of Defense of UkraineCC BY-SA 2.0

Maar hoe wreed en cynisch ook, het woord bestaat. En vanwege de oorlog in Oekraïne lezen we het nu geregeld in de media. “Russische soldaten ‘kanonnenvoer’ en Poetin vindt zichzelf nieuwe Peter de Grote”, kopte het Algemeen Dagblad onlangs. De Standaard haalde in een kop een Russische ouder aan: “Onze zonen dienen als kanonnenvoer”. En De Telegraaf had als kop: “Geen ervaring, antieke geweren: Russische dienstplichtigen voelen zich kanonnenvoer”.

Inhoudelijk komen de artikelen overeen: Rusland zet veel slecht bewapende, slecht opgeleide soldaten in. Tot nu toe veel kansarme jongens uit onderontwikkelde streken in Rusland die zich hebben laten verleiden door geld. Ze sterven bij bosjes. De schattingen lopen sterk uiteen, maar hoogstwaarschijnlijk zijn er inmiddels al tienduizenden Russische soldaten in Oekraïne gesneuveld. Opgeofferd als kanonnenvoer dus, een woord dat we zonder twijfel vaker zullen gaan horen nu Poetin een ‘gedeeltelijke’ mobilisatie heeft afgekondigd.

Kanonnenvlees

Voordat het woord kanonnenvoer opgang maakte, kende men al het begrip kanonnenvlees. Dat is een vertaling van het Franse chair à canon, een woordcombinatie die zeker sinds 1784 wordt gebruikt.

Kanonnenvlees duikt in 1817 voor het eerst op, in de vorm kanon-vleesch. Het werd meteen als een cynisch woord ervaren. In een debat in de Tweede Kamer zei een politicus:

Ongelukkig [zijn] de Staten, waar de gelijkheid alleen in cijfers bestaat, waar alles werktuiglijk is, en waar alles door berekeningen geschiedt (…). In den tijd, waarvan ik spreek, wist men, door zeer naauwkeurige berekeningen, hoe veel kinderen van het mannelijke geslacht er elk jaar geboren moesten worden; hoe veel er in dienst konden treden, hoe lang dit kanon-vleesch kon duren.

De politicus, Daniël François van Alphen (1774-1840), verwees hierbij overigens naar Napoleon Bonaparte (“den grooten rekenmeester, thans te St. Helena gepensioneerd”). Napoleon had op dit terrein een zeer slechte reputatie, maar was zeker niet de enige die makkelijk soldaten opofferde. Daarom is kanonnenvoer of -vlees een internationaal begrip. De Duitsers kennen het onder meer als Kanonenfutter (sinds 1766), de Britten onder meer als cannon fodder (sinds 1827).

Curieus weetje: in Nederland ging in 1871 een blijspel in première getiteld “Kanonnenvleesch”. Kennelijk vond dus niet iedereen het een macaber woord. Het ging om een vertaling van een Duits stuk. De reacties waren positief: “Een goed geschreven blijspel”, “uitmuntend gespeeld”.

Oorlogsvoeder

In het tweede kwart van de 19e eeuw kreeg kanonnenvlees een concurrent: kanonnenvoer, aanvankelijk ook te vinden als kanonvoeder. Zoals je wel vaker ziet gingen die woorden een strijd met elkaar aan. Tot ver in de twintigste eeuw lag kanonnenvlees ruimschoots op kop, inmiddels zijn de rollen omgedraaid. Ik vermoed dat kanonnenvoer nu vaker wordt gebruikt omdat het duidelijker is. Kanonnenvlees zou je in theorie nog kunnen gebruiken voor het materiaal waarmee een kanon is gebouwd, meestal staal. Voor hun voer richten ze zich op mensen, bij voorkeur jonge jongens.

Het is nogal triest om te lezen dat Rusland een lange traditie heeft in het offeren van kanonnenvlees. Zo schreef het dagblad De Tijd al in 1880: “Voor Rusland is een nederlaag of een Pyrrhusoverwinning van geene beteekenis. In dit onmetelijke land is altijd oorlogsvoeder en kanonnenvleesch te vinden.”

De grootste slachtingen moesten toen overigens nog komen: vooral gedurende de Eerste Wereldoorlog werd er heel veel kanonnenvoer ingezet. Niet alleen door Rusland trouwens, maar door vrijwel alle deelnemers aan dat bloedige conflict.


Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.

Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.

Twitter: @ewoudsanders

Ga naar de inhoud