Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is ivdnt.org op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!

Categorieën
WoordHoek

Mandarijntje

Het mandarijntje is vooral in deze tijd van het jaar een veel gegeten vrucht. Maar hoe komen wij aan het woord mandarijntje?

In 1980 kreeg ik op mijn Amsterdamse studentenkamer bezoek van Ian, een Nieuw-Zeelander die ik in een ver buitenland had ontmoet. Op een dag vroeg Ian of ik weleens een kiwi had gegeten.

Ik: “Uh, een kiwi? Wat is dát dan?”

Ian helemaal verbaasd: kiwi’s waren de trots van Nieuw-Zeeland.

Ik dacht dat hij een grapje maakte, want ik kende kiwi alleen als bijnaam voor Nieuw-Zeelander, net als ozi voor Australiër. Pas bij de groenteboer viel bij mij het kwartje: ah, hij had het over die vruchten die eruitzagen als harige, bruine eieren. Weleens vanuit mijn ooghoek zien liggen, maar ik moest rondkomen van een studentenbudget en ze waren mij veel te duur.

En dus trakteerde een trotse Ian mij op m’n eerste kiwi.

Ik moest hieraan terugdenken toen ik onlangs in het tijdschrift Eigen Haard van 1888 (ik lees graag oude kranten en tijdschriften) dit stukje tegenkwam, onder de kop “Mandarijntjes”:

Foto: Ewoud Sanders

Er is in den laatsten tijd eene kleine soort chinaasappelen [sinaasappelen] in den handel gekomen, die zich onderscheidt door zijn kleinen vorm en andere voortreffelijke eigenschappen. De schil laat ge­makkelijk los, de smaak heeft iets bijzonder geurigs en kruidigs. Deze soort van chinaasappelen wordt verkregen door een loot van een gewonen chinaasappel te enten op een mirtenstam.

Zo’n tekstje stimuleert de fantasie. Althans, ik zag onmiddellijk een gesprekje voor me tussen een ouder en kind bij een groenteboer, anno 1888: “Kijk, dit is nieuw. Weet je hoe het heet? Man-da-rijn-tje. Wil je het een keer proeven?”

Een en ander roept ook historische vragen op. Je hebt welvaart en geavanceerde transportsystemen nodig om producten van elders te importeren. De eerste chinaasappelen kwamen oorspronkelijk zelfs helemaal uit China, vandaar de naam. Waar kwamen die mandarijnen opeens vandaan? Of beter: hoe komen wij aan het woord mandarijntje?

Die vruchtnaam heeft z’n plaats in het Nederlands moeten bevechten. Dat komt doordat mandarijn al sinds de 17e eeuw voorkwam in een andere betekenis, namelijk ‘hoge Chinese of Aziatische ambtenaar’. In die betekenis stond het zeer geregeld in kranten, ook in samenstellingen als mandarijnenboot, –snor en –kostuum. De verkleinvorm mandarijntje bestond ook al. Die vind je vanaf het begin van de 19e eeuw voor bepaalde kleine Chinese beeldjes van porselein.

Kortom: veel taalkundige competitie voor de vrucht die we nu algemeen kennen als mandarijn(tje).

Krantenadvertenties voor mandarijntjes uit de 19e eeuw. Voor de bronnen (en meer voorbeelden) zie Delpher.

Mandarijn-appeltjes

Het gevolg was dat deze vruchten aanvankelijk op verschillende manieren werden aangeduid. Groenteboeren boden ze in krantenadvertenties onder meer te koop aan als mandarijn-appeltjes en mandarin-chinas-appeltjes. In andere bronnen heetten ze onder meer mandaraine en mandarine.

Die advertenties van groenteboeren vinden we vanaf 1858. In dat verband is het opmerkelijk dat het tijdschrift Eigen Haard het mandarijntje pas dertig jaar later, in 1888, presenteerde als een nieuwigheid. Hieruit zou je kunnen opmaken dat het een flinke tijd heeft geduurd voordat deze vrucht, die indertijd overigens veelal werd geïmporteerd uit Malta, algemeen bekend werd in Nederland.

Die indruk wordt versterkt door literaire bronnen. In romans duikt het mandarijntje pas laat op en met een opmerkelijk lage frequentie. Een van de vroegste vindplaatsen is bij mijn weten Eline Vere, de bekende roman van Louis Couperus uit 1889. Daar lezen we:

Daar verhief St. Nicolaas zijn volle, zware stem en wenkte hij, terwijl hij met een flinken ruk zijn tabbaard in zijn gordel optrok, de Van Rijsseltjes tot zich. Zij vertrouwden de zaak nog niet goed, maar toen St. Nicolaas een der zakken uit de handen van zijn knechtje nam en zij nu beiden ze openden en begonnen te strooien, toen straalden de Van Rijsseltjes van blijdschap, vergaten hunnen angst, en wierpen zich tegelijk, over Hector rollend, op den grond neder om te grijpen, wat maar te grijpen viel, (…) hazelnoten, mandarijntjes, chocolâ….

Inmiddels denkt vrijwel niemand meer bij het woord mandarijn aan een hoge Chinese ambtenaar. De vruchtnaam heeft de woordenstrijd dus ruimschoots gewonnen. Overigens: waarom men deze vrucht halverwege de 19e eeuw zo is gaan noemen, is nooit echt opgehelderd. Een van de verklaringen luidt dat de kleur van de vrucht wellicht deed denken aan die van de ambtsgewaden van de Chinese mandarijnen, die hooggeplaatste ambtenaren dus.


Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.

Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.

Twitter: @ewoudsanders

Ga naar de inhoud