Net als alle woorden heeft het woord slavernijverleden een verleden. Om te beginnen met het eerste deel: het woord slavernij kennen we in het Nederlands zeker al sinds het begin van de 17e eeuw. Het verschijnsel is, treurig genoeg, zo oud als de mensheid en nog lang niet uitgestorven. Ook heden ten dage worden in sommige landen mensen gedwongen om voor niets of heel weinig voor anderen te werken.
Toch zijn we, in ons deel van de wereld, gaan spreken van het slavernijverleden. Na een lange politieke strijd schafte Nederland de slavernij op 1 juli 1863 af. Dat is binnenkort 160 jaar geleden. Dat we volgend jaar vieren dat de slavernij 150 jaar geleden werd afgeschaft is geen rekenfout, maar heeft te maken met het feit dat de slavernij in fases werd afgebouwd – anders zou het de slaveneigenaars te veel geld kosten. Om die reden moesten de slaafgemaakten in Suriname en het Caribisch gebied nog tien jaar voor een karig loon doorwerken.
Maar goed, op een gegeven moment behoorde deze schaamteloze uitbuiting dus tot het verleden. Hoe lang duurde het vervolgens voordat het woord slavernijverleden ingeburgerd raakte?
De Dikke Van Dale kent het sinds augustus 2020. En geeft als definitie: ‘Periode in de geschiedenis van een land of volk waarin het mensen in slavernij liet werken.’
In feite is het woord een stuk ouder. In 1967 meldde het Nieuwsblad van het Noorden, onder de kop “Negeroproer richt zich feller tegen blanken”:
Dat het de hoogste tijd is ernst te maken met de oplossing van Amerika’s grootste sociale problemen, dat een directe erfenis is van het weinig verheffende slavernij-verleden, vindt niet alleen elke neger maar ook diegene die in de statistieken ziet dat het inkomen van de negers in verhouding met de blanken in Amerika elk jaar achteruitgaat.
Neger is inmiddels een politiek incorrect woord, maar als je je hierdoor niet laat afleiden zie je dat men al vroeg zag welke verstrekkende gevolgen het slavernijverleden had.
Nationaal monument slavernijverleden
Terugkijkend is het veelzeggend hoe lang het duurde voordat het woord slavernijverleden opgang maakte. In de krantendatabank van Delpher zie je het gebruik ervan slechts druppelsgewijs toenemen. We vinden het één keer in 1977, twee keer in 1981 en daarna pas weer één keer in 1990. In bijna al die oude krantenberichten gaat het over de Verenigde Staten – van enige zelfreflectie lijkt nog nauwelijks sprake.
Dat zie je ook terug in onze politieke geschiedenis. Begin 1995 pleitte de toenmalige Tweede Kamervoorzitter, Wim Deetman, voor een brede maatschappelijke discussie over het koloniale verleden, maar het kwam er niet van. Terugkijkend hierop schreven Gert Oostindie, Liane van der Linden en Remco Raben in 2002 in het tijdschrift De Gids:
Het debat werd nooit gevoerd, althans niet georganiseerd. Of het moest zijn dat het handjevol artikelen van historici en scribenten in de dagbladen daarvoor door moest gaan. Of de veel minder waarneembare pleidooien van Indië-veteranen, oorlogsslachtoffers en Indische organisaties voor uitkeringen, rechtsherstel en een eigen plaats in het herdenkingslandschap. Of de Molukse woede, die regelmatig de aandacht afdwingt. Of, pas de laatste jaren, de roep van Nederlanders van Surinaamse en Antilliaanse afkomst om erkenning van het Nederlandse slavernijverleden. Het blijft allemaal bescheiden. Nederland is op allerlei manieren doortrokken van het koloniale verleden, maar zelden komt dat prominent voor het voetlicht.
Op 1 juli 2002 werd, na lang en moeizaam gelobby, in het Amsterdamse Oosterpark het Nationaal monument slavernijverleden onthuld. Ik vermoed dat het nog altijd behoort tot de minst bekende herdenkingsmonumenten in Nederland.
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.
Twitter: @ewoudsanders