Naamvallen lijken niet erg des Nederlands, eerder Duits, maar ze zijn nog op allerlei manieren terug te vinden in onze taal. De genitief bijvoorbeeld: een vorm die aangeeft van wie of wat iets is. In dit genitiefdrieluik laten we zien waar en hoe die genitief nog opduikt in het Nederlands.
In het vorige deel van het genitiefdrieluik was te lezen hoe de genitief een deel van een geheel kan uitdrukken, zoals in een dezer dagen. Een soortgelijke constructie vinden we ook bij tijdsbepalingen als ’s ochtends en ’s avonds. De ’s is van des, de tweede naamval van de.
Kieskeurig
’s Ochtends, ’s middags en ’s avonds zijn allemaal delen van de dag en ’s zomers en ’s winters zijn delen van het jaar. ’s Herfsts en ’s lentes komen niet voor. Als je ze probeert uit te spreken, dan snap je wel waarom. Ook bij de dagen van de week is de genitief wat kieskeurig. ’s Maandags, ’s woensdags, ’s zondags gaan bijvoorbeeld prima, maar ’s dinsdags en ’s donderdags zijn uitgesloten. Gelukkig kun je ’s voor het woord dan zonder probleem weglaten.
Je kunt de genitief bij tijdsbepalingen dus gebruiken om aan te geven dat iets in een bepaald deel van de dag of het jaar plaatsvindt of op een bepaalde dag van de week. Maar daar blijft het niet bij. Wanneer je iets iedere dag, of meerdere keren per dag doet, voeg je gewoon een s’je toe aan dag en voilà, daar is eenmaal/tweemaal/driemaal daags. De genitief is multi-inzetbaar, en ons aller vriend.