neiging om allerlei ervaringen, gedragingen en emoties tot onderwerp van gesprek te verheffen en er ook nieuwe termen bij te bedenken
Schrijver Niña Weijers hoort twee jonge vrouwen praten en verbaast zich in De Groene Amsterdammer over de “schaamteloze gesprekken” van de jongere generaties, die volgens haar juist zo vaak gaan over schaamte en over “het overschot aan zelfbewustzijn, aan gevoeligheden voor elkaars en het eigen gedrag”. Maar Weijers vraagt zich ook direct af of ze zich niet te zuur uitlaat over ‘de jeugd’: “Misschien heeft het allemaal minder te maken met generaties dan met een algehele tijdgeest van wat ik bij gebrek aan beter even ‘onderwerperigheid’ noem. Alles moet worden voorzien van een onderwerp, met de daarbij behorende terminologie, zodat er altijd iets valt aan te snijden en af te sluiten. De onderwerperigheid maakt van iedereen met bepaalde ervaringen meteen ook deskundigen en ultieme autoriteiten op het vlak van welk onderwerp er dan ook wordt aangesneden.”
Onderwerperigheid is een mooie, maar ook een beetje een gezochte nieuwe afleiding met het zelfstandig naamwoord onderwerp erin. Weijers introduceert ook gelijk het bijbehorende bijvoeglijke naamwoord onderwerperig: “Ernst wordt een stand-in voor diepgang, de onbetwistbare ondertoon van alle onderwerperige gesprekken, publiek en privé. Allerlei gedrag wordt benoemd en geanalyseerd, waarbij het gebruik van de juiste frasen belangrijker is dan het aftasten van de grenzen van die frasen,” aldus Weijers.
Onderwerperigheid en onderwerperig passen in ieder geval goed in een tijd waarin therapietaal, of therapy speak, populair is.
Bron:
De Groene Amsterdammer, 29 mei 2024