Elk jaar op 19 november wordt op initiatief van de Verenigde Naties de Wereld Toilet Dag gehouden. Zo wordt aandacht gevraagd voor het feit dat op de wereld één op de drie mensen geen goede sanitaire voorzieningen heeft. Bij ons is dat nu geen probleem meer, maar tot zowat anderhalve eeuw geleden was het toilet, dat wij zo normaal vinden, verre van gewoon.
In de middeleeuwen en nog lang daarna deed je je behoefte gewoon buiten, op de messie (mesthoop) of in het plein (in het open veld). Maar meestal ging de voorkeur toch al uit naar een afgezonderd kamertje of huisje, ook vanwege de hygiëne. Ter aanduiding ervan had je daarbij de keus uit een hele reeks benamingen. Deze verwezen naar de afgelegen locatie en de beperkte omvang van het kamertje of gebouwtje in kwestie, en natuurlijk ook naar de activiteit die er plaatsvond en naar het stiekeme karakter daarvan. Zo duidt de naam baskamer (van het Latijnse camera bassa, ‘benedenkamer’) oorspronkelijk de plaats van het toilet aan en bij kleinkamer snap je meteen dat het er krap zitten is. De namen drijthuis, kakhuis en pishuis verwijzen naar de activiteit en secreet naar de heimelijke aard van de bezigheden.
Verschillende benamingen voor toilet in het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW) en het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT):
baskamer, drijthuis, heimelijkheid en heimelkamer, kleinkamer en klein, pishuis, secreet , stillekamer en stille in het MNW; secreet en stilletje in het WNT.
Bekijk hier de complete lijst met ruim 50 verschillende benamingen.