Kon je in de middeleeuwen een diploma halen in het dobbelen of kegelen? Je zou het bijna denken wanneer je ziet dat er in het Middelnederlands woorden bestaan als dobbelscole en kegelscole, en verbindingen als ter dobbelscole gaen.
Bij scole hebben we echter niet te maken met de betekenis ‘onderwijsinstelling’: het woord staat hier voor ‘groep, gezelschap’, een betekenis die we nu bijvoorbeeld nog gebruiken bij een school vissen of die terug te vinden is in een werkwoord als samenscholen.
Vanuit de betekenis ‘gezelschap dat dobbelt, kegelt enz.’, kreeg scole ook de betekenis ‘huis waar men samenkomt om te dobbelen, te kegelen enz.’. Niet alleen de spelers, maar ook de overheid beleefde plezier aan deze speelhuizen: voor het recht om legaal deze scolen open te mogen houden moest men de stad of de graaf flink betalen. Deed men dat niet, dan kreeg men geheid problemen met de dobbelmeester, de ambtenaar die belast was met het toezicht op de kansspelen.
Naast dobbelscolen en kegelscolen had men onder meer ook nog tafelscolen, quaertspelscholen en quaeckscolen. Tafel in tafelscole betekent ‘speelbord’, het was dus een plaats waar men bordspelen speelde; in een quaecscole speelde men het quaeckbortspel, een spel dat we nu nog kennen als triktrak of backgammon.
- dobbelscole, kegelscole, tafelscole, quaeckscole en quaeckbortspel in het Middelnederlandsch Woordenboek
- quaertspelscole in het Woordenboek der Nederlandsche Taal
- dobbelmeester in het Middelnederlandsch Woordenboek