Laten we, met de feestdagen van eind 2019 nog vers in het geheugen, de volgende voorbeeldzinnen eens van dichterbij bekijken. Zin 1: “Behoorlijk brak en nachtgammel viel hij op bed; morgen zou hij ongetwijfeld met een flinke kater wakker worden.” Zin 2: “Op de ochtend van tweede kerstdag werd de nachtgammele baby Jezus huilend wakker in zijn kribbe.”
De eerste zin lijkt duidelijker dan de tweede en zou een beschrijving kunnen zijn van iemand die thuiskomt na een wilde oudejaarsnacht. Nachtgammel roept daarbij bijna automatisch het beeld op van een beschonken feestvierder met een zwaar hoofd en een overladen maag. Een dergelijke interpretatie van nachtgammel klopt echter niet, en alleen in het zinnetje over het kerstekind wordt het woord correct gebruikt. Maar wat is daar dan in godsnaam een nachtgammele Jezus?
Een nacht oud
Nachtgammel is een woord dat we alleen kennen uit enkele middeleeuwse teksten, waar het vooral aangetroffen wordt in de vorm nacht(s)gamel. Het tweede deel, –gamel, betekent ‘oud’ en de samenstelling nachtgamel is dan te omschrijven als ‘één nacht oud zijnde’. En dat past prima bij het kerstekind de dag na zijn geboorte. In de genoemde middeleeuwse teksten gaat het echter niet om de beschrijving van pasgeboren baby’s: het zijn steeds rekeningen uit de visserij die waarschuwen voor de mindere kwaliteit van nachtgam(m)ele harinck, letterlijk dus ‘haring van één nacht oud’, of, preciezer geformuleerd: ‘haring die een nacht lang onbehandeld overgestaan heeft en dus niet vers is’.
Gamel wordt schamel
Na de middeleeuwen begreep men de term nacht(s)gamel niet meer en werd hij onder meer vervormd tot nachtschamel, waardoor de taalgebruiker via het meer vertrouwde woorddeel -schamel (‘pover, armoedig’) makkelijker uitkwam bij de betekenis ‘vis die na een nacht staan niet echt vers meer genoemd kon worden, vis van povere kwaliteit’.
Gamel wordt gammel
Net zoals nachtschamel, is ook nachtgamel uit onze taal verdwenen. Maar het grondwoord gamel niet. Het leefde na de middeleeuwen in de vorm gammel voort in de de dialecten van Noord-Holland, Groningen en Drenthe. Van daaruit drong het vervolgens door in de standaardtaal, waar het nu een heel gewoon woord geworden is met betekenissen als ‘oud’, ‘krakkemikkig’ en ‘futloos’.
- Nachtgammel (en nachtgammele haring) in het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW)
- Nacht(s)gamel en nachtschamel in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- Gammel in het