Categorieën
Terug in de taal

onvis

Visliefhebbers zoals ik zijn er hoe dan ook dol op: onvis. Maar zijn vissers dat ook? Lang geleden zeker niet.

In de alleroudste betekenis (vanaf de 16e eeuw) was onvis ‘vis van weinig waarde’ – zoiets als onkruid eigenlijk. Al gauw werd het woord dan ook gebruikt voor ‘bijvangst’, vis die je in je netten vindt, maar waar je eigenlijk niet op zit te wachten. Hoewel men bij de weervisserij, waarbij ansjovis wordt gevangen, niet altijd ontevreden was met wat onvis. Zeker niet omdat deze vis wel eens bij knechten terechtkwam.

Nu zal ik eerst een harinkje bakken, beloofde de schipper, en dan gaan we de “onvisch” sorteeren. “Onvisch” is een verzamelwoord voor alles wat niet tot de ansjovis behoort, dus panharing, rog, tarbot enz.

De Telegraaf 25-06-1930

Geef mij echter maar de Katwijkse of Scheveningse onvis: kabeljauw, tarbot, tong of schol, vis waarvoor nu een visquotum is opgelegd. In het begin van de vorige eeuw werd deze vis daar onvis genoemd, want die vis was te duur en daardoor moeilijk verkoopbaar.

De eerste (publieke afslag is) voor de zoogenaamde Onvisch, welke op het strand word uitgespreid als Kabeljauw, Tarbot, Tongen, Spreeschol, en zoo veele manden levendige schol als boven

J.C. Vermaas, Geschiedenis van Scheveningen 1926


Meer lezen

Ga naar de inhoud