Velen hebben het afgelopen week gedaan, en sommigen hebben er helaas een nat pak aan overgehouden: de schrikschoenen uit het vet en het natuurijs op. Schrikschoenen, of ook wel schaverdijnen, schovelingen of schalootsen genoemd, zijn allemaal oude benamingen voor wat wij nu schaatsen noemen.
Schrikschoenen hebben met schrikken te maken, maar dan niet met de ons meest bekende betekenis van schrikken – hoewel je dat misschien wel doet, wanneer je door het ijs zakt. Het verwijst naar de oudste betekenis van schrikken ‘schrijden, grote stappen nemen.’ (Zie ook Woordbaak over schrikkeljaar). De oudste betekenis van schaats was ‘houten been’ of ‘stelt’.
Als Anna Bijns (16e eeuw) in haar refreinen schrijft dat de wereld op schaatsen gaat (Aenmerckende alle dese vreemde abusen, So dunct mij, dat de weerelt op scaetsen gaet, Verkeert, seer wonderlijc, vol confusen, A. BIJNS 45. A.), dan bedoelt ze niet dat er volop natuurijs is, maar dat het fout gaat met de wereld en dat de wereld op stelten staat.
- schrikschoen in het Middelnederlandsch Woordenboek & het Woordenboek der Nederlandsche Taal
- schaloots in het Middelnederlandsch Woordenboek
- schaverdijn in het Middelnederlandsch Woordenboek & het Woordenboek der Nederlandsche Taal
- schoveling in het Middelnederlandsch Woordenboek
- schaats in het Middelnederlandsch Woordenboek & het Woordenboek der Nederlandsche Taal