De schaatsen liggen weer op zolder en de Russische Beer, aka ’the Beast from the East’, is weer naar huis. De tuin komt uit zijn winterslaap en de vogels laten zich volop horen. Kortom, het is voorjaar.
Tot in de 16e eeuw gebruikte je voorjaar echter niet om (het begin van) de lente aan te duiden. Het woord betekende allereerst ‘het vorige jaar’. Je kon toen dus zonder dat men daar vreemd bij opkeek, gewoon zeggen dat het voorjaar van 1518 begon op 1 januari 1517. Maar die betekenis kennen we niet meer. Het bijvoegelijk naamwoord voorjarig, ‘van het voorafgaande jaar’, komt wel nog in het Nederlands voor.
- Voorjaar in het Middelnederlandsch Woordenboek en het Woordenboek der Nederlandsche Taal
- Voorjarig in het Woordenboek der Nederlandsche Taal