Op 14 februari vierden we zoals elk jaar Valentijn en de liefde. Een goudmijn voor restaurants, juweliers, chocolatiers en bloemenverkopers. Heel wat mensen verrassen hun geliefde met een mooi boeket rozen. Welke benamingen vinden we voor ‘boeket’ in de verschillende dialecten en waar komen die vandaan?
Valentijn
Chocolade en bloemen geven op Valentijnsdag is een vrij recent fenomeen, maar het Valentijnsfeest bestaat al eeuwen. De heilige Sint-Valentijn wordt al genoemd in de 3e eeuw na Christus. Over de heilige bestaan veel verhalen. Misschien werd hij geëxecuteerd omdat hij als Romeins priester soldaten in het geheim liet trouwen, wat verboden was in het Romeinse Rijk. Een ander verhaal vertelt dat hij net voor zijn dood een brief schreef aan de blinde dochter van zijn cipier. Toen zij die las, was ze plots genezen van haar blindheid. Al sinds de 14e eeuw zenden geliefden elkaar (anoniem) valentijnskaarten. In de 19e eeuw verspreidde die traditie zich steeds meer, waardoor een hele economie rond de feestdag ontstond. In Nederland verzonnen bloementelers in de jaren 50 dat Sint-Valentijn als monnik bloemen uitdeelde, waardoor bossen bloemen niet meer weg te denken zijn op deze dag.
Boeket
Het bekendste woord om een bos bloemen te benoemen is boeket, in de dialecten ook vaak uitgesproken als boekee. Ook woorden die frequent gebruikt worden in de standaardtaal zoals tuil, ruiker, struik, bos en tros vind je her en der. In Brabant en Vlaanderen komt bloemekee en blommekee vaak voor, een contaminatie van bloemen en het Franse bouquet. In sommige dialecten zijn er ook enkele minder gebruikte maar interessante woorden voor het boeket bekend.
Struis
Limburgers kopen soms een (bloemen)struis voor hun geliefde. Ook het Westvlaamsch Idioticon vermeldt struis in deze betekenis. Het Duits kent Strauß ‘boeket’. Aangezien struis al voorkomt in het Middelnederlands, zou het een vroege ontlening kunnen zijn. Andere Germaanse talen hebben verwante woorden, zoals het Middelengelse strût en het Oudnoorse strūtr. Oudere betekenissen zijn onder andere ‘pluimenbos op een hoed’ of ‘kam van een vogel’. Het woord zou afgeleid kunnen zijn van een oud woord dat ‘gezwollen’ betekende.
Gerbe
In de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD) is gerbe twee keer opgetekend, in Leuven en Zonhoven. Ook het Gents Woordenboek vermeldt gerbe. In heel wat dialecten is garbe of garve bekend als graanschoof. Het betekent oorspronkelijk ‘het samengegrepene’ en hoort waarschijnlijk bij een stam die ‘grijpen’ betekent. De betekenisuitbreiding naar een boeket ligt dus een beetje voor de hand.
Kapeel en hopeel
Een verdwenen woord dat nog in enkele West-Vlaamse woordenboeken te vinden is, is kapeel of hopeel. Het woord is afgeleid van het Picardische capel dat niet alleen ‘kap, hoed’ betekende maar ook ‘bloemenkrans’. Het woord kende net als gerbe een betekenisverruiming en werd in het West-Vlaams gebruikt voor een bloementuil.
Meer lezen
- Struis in de Etymologiebank
- Garve in de Etymologiebank
- Kapeel in de Etymologiebank
- Struis, gerbe en kapeel in woordenbank.be en de Elektronische woordenbank van het Nederlands
- Garve in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten