Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is ivdnt.org op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!

Categorieën
Uit de streek

heksenbessem

Heksenbessem en andere dialectnamen voor de maretak.

Het is bijna kerstmis: de straten hangen vol gezellige lichtjes, de kerstboom is versierd met kerstballen en een piek, op kerstmarkten kun je glühwein drinken, en aan sommige deuren hangen heksenbessems. Misschien ken je die heksenbessem beter onder de naam maretak of mistletoe. Volgens een traditie uit de Angelsaksische wereld moet je kussen als je eronder staat, maar de maretak wordt dus ook geassocieerd met heksen. Waar komt de benaming heksenbessem vandaan, waar wordt dit dialectwoord gebruikt en welke andere dialectwoorden bestaan er nog voor de maretak?

Kaart voor maretak in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)

Kwelgeesten, duivels en hekserij

De maretak is een halfparasiet die leeft op bomen en eruitziet als een groot kluwen dat op en over een tak hangt. De plant is al lang in onze streken aanwezig. Plinius de Oudere beschreef in zijn Naturalis Historia al hoe een maretak bij de Kelten door druïden gebruikt werd als geneesmiddel tegen allerlei ziekten. Bij de Germanen werd de maretak geassocieerd met magie. Die associatie vind je bijvoorbeeld in het woord maretak. Een mare is namelijk een nachtelijke kwelgeest die volgens het volksgeloof slapende mensen kon berijden en ze dan angstige dromen bezorgde. Die mare zit ook in het Engelse nightmare en iets minder duidelijk in het Nederlandse nachtmerrie. Als een mare op de tak van een boom zat, ontstond er een maretak. Volgens een oude traditie beschermt het ophangen van een maretak aan je deur je tegen de mare. De connotatie met magie vind je ook terug in het Oost-Vlaamse dialectwoord duivelsgras.

Heksenbessem of heksenbezem is de Nederlands-Limburgse naam. De heks neemt hier de plaats in van de mare. Heksenbezem benoemt ook een ander fenomeen: de woekering van kleine takjes op een dode boom. Die opeengedrongen takjes lijken wel een beetje op heksenbezems. Een maretak heeft in tegenstelling tot de heksenbezem wel bladgroen, maar doordat de vorm enigszins gelijk is, worden maretakken ook heksenbezems of heksenbessems genoemd in die streek. In andere dialecten zijn heksenkruid, heksennest of heksenbalsem in gebruik voor de maretak.

Vogeltje gij zijt gevangen

In verschillende Nederlandse dialecten wordt een maretak vogellijm genoemd, vrijwel overal uitgesproken als veugellijm. De plant heeft namelijk witte kleverige besjes die vogels graag opeten. Als ze hun snavel afvegen aan de boomtakken, blijft er een kleverig goedje of een soort lijm achter. De naam kan ook verwijzen naar de plakkerige uitwerpselen van vogels nadat ze de maretakbesjes hebben gegeten. Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal komt de benaming vogellijm dan weer van de kleverige stof die werd gemaakt van de witte besjes van de maretak. Die lijm werd door vogelvangers op een stok gesmeerd om er vogels mee te vangen.

De Latijnse naam voor de maretak viscum album verwijst specifiek naar die witte (album) kleverige (viscum) besjes. Het Franse woord gui dat zelfs in heel wat Nederlandse dialecten te horen is om een maretak te benoemen, is afgeleid van dat Latijnse viscum en hoort dus in dit rijtje thuis.

Zelfs de etymologie van de Engelse benaming mistletoe en het dialectwoord mistel hebben met dat kleverige te maken. Mistel ontstond uit een ouder woord missel dat ‘mest’ betekende. De naam verwijst dus naar de uitwerpselen van de vogels die de besjes hebben gegeten. Via die uitwerpselen kan de maretak zich immers verder verspreiden. Het tweede deel van mistletoe is afgeleid van een ouder woord voor ‘twijg, tak’. Dat sommigen de plant ook mispel noemen, is volksetymologisch te verklaren. De mispel was voor die dialectsprekers waarschijnlijk bekender dan de mistel.

Trekpaarden

In het zuiden van Limburg zeg je haams, haamspeen, haamscheut, haamsel of haamspoen als je het over de maretak hebt. Een haam is een houten band die om de kop van een trekpaard wordt geplaatst zodat het landbouwwerktuigen kan trekken. De haamspanen zijn de twee houten bestanddelen van het haam die de hals van het paard omsluiten. De overeenkomst tussen de vorm van die twee haamspanen en de vorm van de twee leerachtige blaadjes van een maretak, heeft blijkbaar geleid tot namen met haam voor de maretak.

De namen voor de maretak weerspiegelen oude volksgebruiken en angsten voor allerlei fenomenen en de creativiteit van de taalgebruiker om in de maretakblaadjes een soort paardentrektuig te herkennen of te verwijzen naar het specifieke kleverige aspect. Het levert binnen de Zuidelijk-Nederlandse dialecten heel wat variatie op, vooral in de regio’s waar de maretak vaak te vinden is, zoals in Limburg.


Meer lezen

Ga naar de inhoud