De kerstdagen staan voor de deur. De typische eindejaarsstress neemt stilaan de bovenhand. Er moet nog van alles, zoals een menu bedenken voor het familiefeest. In veel regio’s wordt traditioneel kalkoen gegeten, maar in Limburg eten ze misschien wel schroet of sjroet. Waar komt dat woord vandaan en hoe verschilt het van de andere dialecten?
Klanknabootsing
Zoals je op de kaart van de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD) ziet, spreken Limburgers over schroet (uitgesproken als sjroet) als ze het over de kalkoen hebben. Schroet is een klanknabootsing en verwijst naar het kenmerkende geluid van een kalkoen. Interessant is dat die klanknabootsing niet overal hetzelfde blijkt te zijn. In Haspengouw hoor je namelijk troep.
Amerika, Turkije en India
Het meest verspreide woord op de kaart is kalkoen of kallekoen. De kalkoen is oorspronkelijk afkomstig uit Midden-Amerika. Toch krijgt het dier namen die met twee andere landen te maken hebben: India en Turkije. Sommigen denken dat de reden hiervoor is dat de kalkoen verward werd met de parelhoen die in de 15e eeuw door Portugezen vanuit India via Turkije werd ingevoerd. Maar met India werd ook wel de West-Indische gekoloniseerde gebieden bedoeld, op Midden-Amerika dus. Want toen het continent ontdekt werd, dachten de ontdekkingsreizigers dat ze in India waren aangekomen.
Kip van Indië
Of het nu West- of Oost-India was, het leverde enkele kalkoenbenamingen op in verschillende talen, waaronder ook het Nederlands. Kalkoen is immers een samenstelling van Calicut, een stad in India, en hoen ‘kip’. Poele(n)dine en poelja(n)dine komen voor in Frans-Vlaanderen en de streek van Ieper-Poperinge. Het zijn verbasteringen van het Franse poule d’Inde ‘kip van Indië’. In Frans-Vlaanderen hoor je het Franse dindon en het verbasterde dender; deze hebben net als het Franse dinde India als benoemingsmotief. In andere delen van West-Vlaanderen gebruikt men turk(-haan, –hen), wat lijkt op het Engelse turkey.
Lellen
Niet alleen de (vermeende) herkomst is belangrijk bij de namen voor de kalkoen. Ook het uiterlijk van het wat rare beest speelt een rol. Het Frans-Vlaamse sloeber betekent in de eerste plaats ‘kinlellen van de kip (en andere hoenderachtigen)’ maar wordt ook gebruikt om het dier zelf te benoemen. De kalkoen is dus genoemd naar zijn opvallendste kenmerk: zijn kwabbige rode lellen. Dat geldt ook voor snotpiet en snotneus, twee Antwerpse namen.
- schroet in het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT)
- schroet in de Etymologiebank
- Ooms, M. (2017), Turkse snotneuzen op taalverhalen.be
- Ooms, M. (2017) Hoe komen we bij kalkoen? Op vrttaal.net
- Vandenberghe, R. (2007): ‘Over hennen, erpels, turken en poelepetanen. De Vlaamse dialectbenamingen voor pluimvee’. In: WVD-contact 21.2, december 2007, 16-28