“In Gelderland valt lokaal wat motsneeuw, maar af toe ook motregen”, staat er op 25 januari 2019 op de website weeronline.nl. Motregen is heel fijne, lichte regen die vaak valt in de Lage Landen. In de winter komt ook af en toe motsneeuw voor. Een mot is een soort vlindertje dat je liever niet in je kledingkast tegenkomt. Maar wat heeft dat dan met neerslag te maken?
Niets. Mot in motsneeuw en motregen verwijst namelijk niet naar het beestje, maar naar een andere betekenis van mot, namelijk ‘fijn stof’. Motsneeuw bestaat dus uit sneeuwvlokken zo klein als stofdeeltjes (en motregen uit druppels zo klein als stof). In de middeleeuwen komt dat mot al voor in de samenstellingen torfmot ’turfmolm’ en steenmot ‘steengruis’, en in de zeventiende eeuw ontstaat ook motregen. Later wordt mot ook los gebruikt voor ‘fijne regen’. Motsneeuw is nog iets jonger. Dat woord komen we voor het eerst tegen in de twintigste eeuw.
Andere motten
Naast ‘fijn stof’ en ‘nachtvlinder’ heeft mot nog meer betekenissen. Een daarvan is ‘ruzie’; denk maar aan de uitdrukkingen mot hebben of mot zoeken. Die betekenis ontstond in de negentiende eeuw, en heeft waarschijnlijk te maken met het klanknabootsende woord mot voor ‘klap’. In Vlaanderen wordt ook het werkwoord motten gebruikt voor ‘slaan’, en als je in Vlaanderen iets in de mot hebt of in de mot houdt dan heb of houd je het goed in de gaten.