Categorieën
Woordbaak

Waarom heet een luiaard ook ‘ai’?

Kruiswoordpuzzelaars zullen het woord ai misschien wel kennen. Het is een niet heel gebruikelijke naam voor een bepaald soort drietenige (of drievingerige) luiaard. Waarom heet dit dier zo?

Het antwoord is dat dit Zuid-Amerikaanse zoogdier, dat niet veel meer doet dan langdurig ondersteboven aan een boomtak hangen, een klagelijk geluid maakt dat klinkt als ai-ai. Of, zoals Chomel het in zijn Algemeen huishoudelijk-, natuur-, zedekundig- en konst-woordenboek (1768) omschrijft, “een gegil en gejank maakt als een jonge kat, herhalende iedere reis tot zesmaalen toe: Ai, Ai!” Het woord ai is dus een voorbeeld van een klanknabootsend woord, ook wel onomatopee genoemd.

Fuut

Meer dieren zijn vernoemd naar het kenmerkende geluid dat ze maken. Vooral vogels staan erom bekend. Denk bijvoorbeeld aan de oehoe, de boeboekuil, de koekoek, de grutto, de tjiftjaf, de tureluur en de kauw. Ook de fuut hoort in dat rijtje thuis, maar anders dan bijvoorbeeld de oehoe, die herkenbaar “oehoe” roept, zegt de fuut niet letterlijk ‘fuut’. De gekuifde watervogel maakt volgens het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW) ‘een roepend, schreeuwend of piepend geluid’. Waarom we de vogelnaam fuut dan tóch als onomatopee kunnen opvatten, blijkt uit het feit dat we fuut ook als pure klanknabootsing kennen voor het scherpe geluid van een signaalfluit.

En dat heeft de fuut dan weer gemeen met de ai, want ai gebruiken we ook als tussenwerpsel bij onaangename gewaarwordingen: “Ai, wat schreeuwt die fuut weer!”

  • ai in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
  • fuut in het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW)
Ga naar de inhoud