Over schoonmoeders worden weleens grapjes gemaakt, omdat ze niet in elke familie even populair zijn. Zo is er dat mopje waarin een bediende tegen zijn baas zegt: “Ik wil graag naar de begrafenis van mijn schoonmoeder”, waarop die laatste antwoordt: “Ja, wie wil dat nu niet graag …” Maar alle gekheid op een stokje: wat ons nu bezighoudt, is de betekenis van schoon- bij woorden als schoonmoeder, schoonvader en schoonfamilie.
Het voorvoegsel schoon- komt voor bij woorden die een verwantschap aangeven. Wat het bij al die woorden zegt, is dat de familierelatie door aantrouwen tot stand is gekomen. Zo is een schoonmoeder dus een ‘aangetrouwde moeder’. De woorden met schoon- komen al in het Nederlands voor vanaf de 16e eeuw en zijn leenvertalingen uit het Frans.
Mooie ouders
Het Frans kent belle-mère en beau-père als benaming voor de aangetrouwde ouders (beaux-parents), waarbij beau en belle – naast ‘mooi, knap’ – ook ‘goed, edel’ betekenen. Die laatste betekenis neemt ook het Middelnederlandse woord schone over: een schoonmoeder is dan een ‘aangetrouwde moeder van degelijk, fatsoenlijk allooi’, een geachte en eerbiedwaardige vrouw.
Volgens de wet
Opmerkelijk: in het Engels is een schoonmoeder dan weer a mother-in-law. Ook dat woord gaat terug op middeleeuws taalgebruik. Door te huwen kreeg een schoonmoeder namelijk dezelfde rechten en plichten als een ‘echte’ (biologische) moeder, aangezien een wettelijke overeenkomst werd afgesloten. Het achtervoegsel -in-law verwijst naar de wetteksten van het canoniek recht (in het Engels: the Canon Law).
- schoonmoeder in het Middelnederlandsch Woordenboek
- schoonmoeder in het Woordenboek der Nederlandsche Taal
- schoonmoeder in de Etymologiebank