Laura van Eerten
Een halvezool is een schoenzool die alleen onder het voorste deel van de schoen bevestigd wordt als extra versteviging. Maar halvezool is ook bekend als scheldwoord voor een raar figuur of idioot. Hoe is dat zo gekomen?
De verklaring die de meeste bronnen geven is dat het scheldwoord halvezool ontstaan is uit het Engelse asshole. Nederlandse havenarbeiders pikten dat woord op van de Engelse zeelieden en vervormden de Engelse term tot het vertrouwder klinkende zool. Later werd halve toegevoegd ter versterking, zodat halvezool ontstond. Het scheldwoord heeft dus niets met de betekenis 'schoenzool' te maken.
De verbastering van asshole naar (halve)zool is een mooi voorbeeld van steenkolenengels: de mix van Nederlands en Engels die rond 1900 door (haven)arbeiders en zeelieden werd gesproken, onder andere op boten die steenkool vervoerden – vandaar steenkolenengels. Andere bekende voorbeelden zijn alle hens aan dek ('all hands on deck'), (af)nokken ('to knock off') en aftaaien ('to tie up'). De term steenkolenengels gebruiken we nu in een andere betekenis, namelijk voor zeer slecht gesproken of geschreven Engels.
Waarom noemen we een foto ‘kiekje’? Hoe is het woord ‘hamvraag’ ontstaan? Wat is een ‘spoonerisme’? In de rubriek Woordbaak beantwoorden onze taalkundigen vragen over de betekenis of herkomst van opmerkelijke Nederlandse woorden.
Heeft u een vraag over de betekenis of de herkomst van een Nederlands woord? Vraag het aan Woordbaak!