Soms hebben we geluk in de herfst en krijgen we nog even een nazomer. De kans is echter groot dat we eind oktober ‘bamisweer’ krijgen. Dat is echt herfstweer, met lage temperaturen en veel regen en wind. Maar waar komt dit woord eigenlijk vandaan?
Sint-Bavo
Bamis (vaak uitgesproken als bamesse of bomesse) betekent letterlijk ‘Sint-Bavomis, Sint-Baafsmis’. Het is de feestdag van Sint-Bavo. Die valt op 1 oktober en kan in een uitgebreidere betekenis ook ‘herfst’ betekenen. Meestal slaat het op slecht herfstweer, met lage temperaturen, veel regen en wind. Vroeger was het woord algemeen bekend, maar tegenwoordig hoor je het nog weinig. Het woord bamis is al oud. Jan Stroop schreef erover en vermoedt dat het al bekend was in de betekenis ‘slecht weer’ voor het protestantisme opkwam. In oude teksten staat meestal Sint-Bavemis. Dat zou je het begin van de evolutie van Bavo naar Ba kunnen noemen, want – zo zegt Stroop – er zijn dan nog maar twee klankveranderingen nodig om met bamis te eindigen: Bavenmis > Baafmis > Bamis.
1 oktober
Sint-Bavomis is goed bekend omdat het vaak voorkomt in oude rekeningen. 1 oktober speelde namelijk een belangrijke rol in de maatschappij van toen. Het was de dag dat de pacht betaald moest worden en de dag dat dienstmeisjes en knechten vaak een andere dienst kregen. Aan de Sint-Bavomis herinnert dus het feit, dat op sommige plaatsen op de eerste donderdag in oktober de dienstwisseling plaats had van boerenmeiden en boerenknechten, die dan een vrije dag hadden. Ze konden dan naar de grote stad gaan om rond te kuieren of de kermis te bezoeken.
Liesjes en kistjes
In Zeeland wordt die dag ook Liesjesdag genoemd. Tot circa 1900 was het in Middelburg de eerste week van oktober Annetje-liesjes-week, met kermisfeestelijkheden. Annetje-Liesje verwijst misschien naar de namen Hanne en Lijs. Vroeger werden daarmee een vrijer en vrijster aangeduid. De zaterdag van die week ging meestal de nieuwe dienst in, kis(t)jesdag werd dat genoemd. De knechten gingen dan met hun kisten verhuizen, de meiden met hun kammenets. Door de meiden werden koekjes en zoete likeur voor de vrouw meegebracht, die met wederzijdse gelukwensen werden genuttigd.
Herfst
De oorspronkelijke betekenis waarbij nog gedacht werd aan de heilige Bavo, verruimt zich dus gaandeweg tot ‘herfstweer, najaar’. Het is dan een gewoon woord geworden dat gemakkelijk te combineren is met andere woorden. Zo ontstonden dus woorden als bamisdag en bamiskermis. Hier is de link met de heilige nog wel bewaard. Dat is niet langer het geval met woorden zoals bamisweer(tje), bamistijd en bamisnachten. Die verwijzen al naar de afgeleide betekenis ‘herfst, najaar’. Daarnaast hoor je ook bamiskat voor een najaarskat of een zwak kind en bamislammeren voor lammetjes die in het najaar geboren worden. Er zijn ook bamispruimen, pruimen die pas in oktober rijp zijn. Bamis komt daarnaast nog voor in de vrij algemeen bekende uitdrukking wachten tot Bamis. In de Nederlandse standaardtaal hebben we daarvoor Sint-Juttemis.
- Dialectwoorden voor herfst in de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- bamis in de etymologiebank.nl
- bamis in de elektronische elektronische Woordenbank van de Nederlandse Dialecten (eWND) en woordenbank.be
- bamis in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- bamis op de Zeeuwse Klapbank
- liesjesdag in de Encyclopedie van Zeeland
- Ghijsen, H.C.M. Zeeuwse termen, gezien in verband met hun historische achtergrond in de vroege middeleeuwen. Taal en Tongval 21 (1969), 144-150
- Stroop, J. (1981), Sprekend een Westbrabander 2