Categorieën
WoordHoek

De nieuwe Dikke Van Dale

Morgen wordt in Den Haag de nieuwe editie van de Dikke Van Dale gepresenteerd. De vraag is hoeveel jongeren er nog gebruik van maken.

Stel, je weet niet wat de Dikke Van Dale is, waar kun je dat dan in opzoeken? Inderdaad, in de Dikke Van Dale. Dat naslagwerk bevat sinds 2006 het trefwoord Van Dale en geeft als definitie: “omvattend en gezaghebbend woordenboek dat in spelling- en semantische kwesties als scheidsrechter wordt aangehaald, m.n. van het merk Van Dale”.

Die laatste toevoeging is waarschijnlijk een grapje. Ik denk niet dat je een woordenboek van bijvoorbeeld uitgeverij Het Spectrum ‘een Van Dale’ kunt noemen.

De nieuwe, papieren editie die morgen wordt gepresenteerd is alweer de zestiende. De eerste afleveringen van de eerste editie verschenen in 1872 – precies 150 jaar geleden. Deze zestiende editie is dus een jubileumuitgave.

Zelf ben ik de Dikke Van Dale gaan gebruiken in mijn tienerjaren. Vooral in discussies met mijn vader. Die riep geregeld: “Zoek dat eerst maar eens op in de Van Dale.” In mijn jeugd deed dit woordenboek dus inderdaad dienst als scheidsrechter.

Later zocht ik er vooral de betekenis in op van mij onbekende woorden. En hoe je woorden moet spellen. Om te kunnen achterhalen sinds wanneer een woord in Van Dale staat, kocht ik vervolgens alle oude edities – ze staan in mijn boekenkast.

Definities

Inmiddels gebruik ik Van Dale nooit meer als spellingchecker. Als ik een woord verkeerd spel, zet mijn tekstverwerkingsprogramma er automatisch een rode kringellijn onder, die met één muisklik leidt naar de correcte spelling.

Wel kijk ik zeer geregeld in de digitale betaalversie van de Dikke Van Dale, die doorlopend wordt bijgewerkt, om te zien hoe de redactie een woord heeft gedefinieerd. Meestal vergelijk ik die met andere bronnen. Met Wikipedia bijvoorbeeld, met het Algemeen Nederlands Woordenboek, het Woordenboek der Nederlandsche Taal of met de Ensie, een online naslagwerk dat steeds belangrijker aan het worden is.

Meestal vind ik de definities in Van Dale wel goed en schiet ik er iets mee op. Woorden hebben vaak veel meer betekenissen dan ik paraat heb. En ook komen ze in allerlei (oude of regionale) uitdrukkingen voor die mij onbekend zijn. In die zin beschouw ik Van Dale dus als een belangrijke bron.

Tegelijkertijd verbaas ik me geregeld over de ouderwetse of krakkemikkige definities die ik er aantref. Voor de goede orde: het is heel moeilijk een goede, min of sluitende definitie van een woord te maken. En dat er foutjes sluipen in een woordenboek dat nu zo’n 250.000 woorden bevat en waar al honderdvijftig jaar aan wordt gewerkt, is natuurlijk ook vanzelfsprekend.

Maar dan nog vraag ik me geregeld af hoe die fouten erin zijn geslopen en hoe het komt dat ze niet eerder zijn gesignaleerd of gecorrigeerd.

Potenrammen

Een voorbeeld van een krakkemikkige definitie waar ik weleens eerder op heb gewezen is die van potenrammen. Volgens de Dikke Van Dale betekent dit: “eropuit trekken om homoseksuelen in elkaar te slaan”. Ik denk niet dat een rechter je daarvoor kan veroordelen. Wel voor homoseksuele mannen in elkaar slaan op grond van hun geaardheid, maar niet voor het eropuit trekken om dat te gaan doen. Je kunt inbreken ook niet definiëren als eropuit trekken om te gaan stelen of zoiets.

Ik heb het voor u nagekeken: in 1984, in de elfde editie, verscheen potenrammer in Van Dale, met als omschrijving: “iemand die erop uit trekt om homoseksuelen in elkaar te slaan”. In 1992, in de twaalfde editie, werd het werkwoord potenrammen toegevoegd, met als definitie: “homofielen aftuigen”. Vervolgens werd de rammer geschrapt en bleef het rammen over, met die aangepaste, gebrekkige definitie. En zonder verwijzing naar de vrouwelijke tegenhanger, het pottenrammen, een woord dat al sinds 1985 bestaat.

Pandemie

Tweede voorbeeld: in 1924 nam Van Dale voor het eerst het woord pandemie op, toen met als definitie: “eene over een geheel land verbreide ziekte”. Later werd dit “zich over een geheel land of continent verbreidende ziekte”. Pas heel recent, namelijk in 2020 tijdens de coronapandemie, werd dit in de digitale editie gecorrigeerd tot “besmettelijke ziekte die zich over een groot deel van de aarde, m.n. een continent of alle continenten, verspreidt”.

Wellicht vindt u dat ik aan het muggenziften ben, maar dan onderschat u het maatschappelijke belang van de Dikke Van Dale. Niet alleen in het politieke debat wordt dit naslagwerk geregeld aangehaald, ook in rechtszaken dient het vaak als scheidsrechter. Kijk maar eens op de site uitspraken.rechtspraak.nl. Daar vind je momenteel 1546 uitspraken met een verwijzing naar Van Dale. Wikipedia komt in 334 rechterlijke uitspraken voor.

Gebruikers

Met de rechtspraak en de politiek heb je het over professionele gebruikers. Ik weet dat Van Dale ook op ministeries veel wordt gebruikt – eveneens professioneel dus. De vraag is hoeveel mensen daarnaast Van Dale gebruiken. Ik vroeg hiernaar op Twitter. 627 mensen reageerden. De uitkomst: 27 procent een papieren editie; 39 procent de gratis digitale editie (die veel minder informatie bevat); 11 procent de betaalde digitale editie; en ruim 22 procent raadpleegde Van Dale helemaal niet.

Daarnaast deed ik nog een onderzoekje onder tien studenten en jonge werknemers – tussen de vijfentwintig en dertig. De uitkomst was zowel leerzaam als enigszins onthutsend. Nee, geen van hen gebruikte ooit Van Dale. Wel zoeken ze heel geregeld naar de betekenis van een woord of uitdrukking. Dat doen ze simpelweg door aan Google te vragen: wat betekent dit woord? Dit gebeurt met een gesproken zoekopdracht of door zoiets in te tikken als: “definitie [x]” of “betekenis [x]”. In de voornaamste tekstverwerkingsprogramma’s zit een vergelijkbare optie ingebouwd.

Welke bron het antwoord leverde, was bij de meesten niet bekend. Soms Onze Taal, vaak Ensie en Encyclo.nl, maar de meeste ondervraagden vonden de bron niet erg relevant: het algoritme van de zoekmachine, in alle gevallen Google, zou er vanzelf wel voor zorgen dat het om een betrouwbare bron ging. “Ik ken echt helemaal niemand die Van Dale gebruikt”, zei een jongen van 25, “ook niet binnen de grote start-up waar ik werk.” Van de andere ondervraagden kreeg ik vergelijkbare antwoorden.

Zelf hoop ik natuurlijk dat Van Dale, dat verschijnt bij een commerciële uitgever, genoeg gebruikers aan zich weet te binden om dit naslagwerk te laten voortbestaan, maar dat lijkt me nog een hele uitdaging. En dat in toenemende mate.


Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.

Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.

Twitter: @ewoudsanders

Ga naar de inhoud