Lange tijd is aangenomen dat de lange nek van giraffen het gevolg is van natuurlijke selectie. Langnekkige exemplaren konden gemakkelijker bij smakelijke blaadjes hoog in de bomen komen dan hun kortnekkige soortgenoten. Maar die theorie wordt nu in twijfel getrokken. Aan de hand van een 17 miljoen jaar oude giraffeschedel hebben wetenschappers recentelijk aangetoond dat mannetjes de koppen tegen elkaar beukten om indruk te maken op vrouwtjes. Op een later moment ging dat kopbeuken over in nekworstelen. Vanzelfsprekend waren daarbij de mannetjes met een lange, gespierde nek in het voordeel. Zo zorgden zij ervoor dat ook hun nageslacht daarmee uitgerust werd.
Een sterke nek is handig om een concurrent het hoofd te bieden, maar in de strijd tegen stropers, klimaatverandering en een kleiner wordende leefomgeving is die van weinig waarde. Het gaat dan ook niet zo goed met de giraf. Reden om daar elk jaar tijdens World Giraffe Day bij stil te staan. Niet toevallig is daarvoor als datum 21 juni gekozen – de langste dag op het noordelijk en de langste nacht op het zuidelijk halfrond. Laat het beest zelf niet hetzelfde lot beschoren zijn als de verouderde benaming ervoor: kameelpaard.
panter
Net als het Duitse kamelpard, het Franse camélopard en het Engelse camelopard stamt het woord kameelpaard af van het Middellatijnse camelopardus of het Grieks-Latijnse camelopardalis, letterlijk ‘kameelpanter’. Die Grieks-Latijnse oorsprong is nog duidelijk te zien aan het eveneens verouderde Nederlandse synoniem kameelpardel.
Omdat het Latijnse pardus ‘panter’ en het Griekse pardalis ‘panter’ bij velen niet bekend waren, hebben taalgebruikers dat vreemde tweede deel van de samenstelling opgevat als paard. Dit verschijnsel staat in de taalkunde bekend als volksetymologie. We zien het ook terug bij het woord luipaard, dat ontleend is aan het Oudfranse lupart. De oorspronkelijke Latijnse vorm luidde leopardus, een samenstelling van leo ‘leeuw’ en pardus ‘panter’. Kennelijk heeft niemand zich ooit afgevraagd hoe een katachtige in verband kan worden gebracht met een evenhoevig zoogdier.
gespekeld
De Middeleeuwer Jacob van Maerlant beschreef de cameleopardalis in zijn Der Naturen Bloeme als een beest met een
houet naden kemel als naden parde
voete been na des herts arde
dat gespekelt es harentare
De kop van het beest leek dus zowel op die van een kameel als van een paard, de poten vertoonden gelijkenis met die van een hert en het dier had overal spikkels.
Indiaanse kameel
In het woordenboek van Kiliaan dat Gerard van Hasselt in 1777 uitgaf, treffen we een bijzondere benaming aan voor de giraf – misschien geïnspireerd op de bovenstaande prent van Antonio Tempesta:
Indianische Cameel, ofte Cameel ende Pantersche geslachte. Camelopardalis
Inderdaad vertoont een giraf zowel trekken van de kameel als van de panter. De gestalte van het beest heeft wel wat weg van een kameel, met zijn tamelijk lange nek en hoge poten. En de gevlekte huid van de giraf vertoont zeker ook gelijkenis met die van een panter. Toch is niet de juiste vertaling kameelpanter maar kameelpaard in gebruik gekomen, totdat we dat woord uiteindelijk vervingen door het aan het Italiaans ontleende giraf.
- giraf op Etymologiebank
- kameel in het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT)
- kameelpaard in het WNT
- kameelpardel in het WNT
- luipaard in het WNT