Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is ivdnt.org op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!

Categorieën
Terug in de taal

lijkman

Voor de lijkman geldt: de een zijn dood is de ander zijn brood.

Op 8 september 2022, slechts een paar maanden na haar 70-jarig ambtsjubileum, overleed op 96-jarige leeftijd koningin Elizabeth II. Ze zwaaide al zo lang de scepter dat de meeste inwoners van het Verenigd Koninkrijk nooit een andere vorstin hebben gekend. Ook een staatsbegrafenis die haar op maandag 19 september ten deel viel, zullen niet veel Britten zich kunnen heugen: Winston Churchill ging haar in 1965 als laatste voor.

Koning David wordt begraven [foto door GoShow via Wikimedia Commons]

De begrafenis van koningin Elizabeth II was de hele dag live op televisie te volgen. Niets werd aan het toeval overgelaten. Alle handelingen waren tot in de puntjes voorbereid, strak geregisseerd en met eerbied uitgevoerd. En hoewel het overlijden van de geliefde koningin de meesten van haar onderdanen niet onberoerd liet, konden luid schreiende Britten niet ontwaard worden langs de route die de vorstin op weg naar haar laatste rustplaats aflegde. Voor huilers en huilsters was geen plaats in de begrafenisceremonie van de Britse koninklijke familie.

Huilende hoofddeksels

Het woord huiler voor een persoon die voortdurend huilt, kennen we nog wel. Maar huiler in de zin van iemand die tegen betaling weeklaagt over een dode, is iets uit vroeger tijden. Hoe deze ‘beroepshuilers’ opereerden, lezen we bij de 17e-eeuwer Hendrik Doedijns, die in zijn Haagsche Mercurius schrijft:

“Men huurd ‘er ook Huilsters, die voor ’t Lyk gaan en een groot gejammer maaken, den Dooden beklaagende”

Een ander woord voor huiler is huilebalk. Nu gebruiken we dat alleen nog maar voor een klein kind dat om het minste of geringste in huilen uitbarst. Maar in de 19de eeuw was het ook de benaming voor de knechten van aanzienlijke lieden die statig over straat gingen om de dood van hun meester bekend te maken. Zij waren gehuld in rouwkleding en droegen daarbij een vilten bolhoed met een zeer brede, neerhangende rand. Naar de drager ervan kreeg dat hoofddeksel later ook de naam huilebalk.

Huilen voor geld

Het gebruik om bij begrafenissen mannen of vrouwen in te huren die de overledene beschreiden is al eeuwen oud. Lijklieden heetten zij in het middeleeuwse Vlaanderen. Misschien klonk dit woord in de oren van de rouwenden uit die tijd net zo hard en onaangenaam als voor ons. In elk geval wordt het na de 14de eeuw niet meer aangetroffen.

Kunnen vrouwen beter dan mannen het verdriet van nabestaanden voor het voetlicht brengen? Daar lijkt het wel op als we afgaan op de woorden die het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) heeft opgenomen voor beroepshuilers. Een voorbeeld daarvan is de klaagvrouw in het Midden-Oosten en het Verre Oosten. Zij wordt aangenomen en betaald om in sterfhuizen, bij uitvaarten en begrafenissen luid te klagen. Met een aan het Frans ontleend woord wordt een vrouw die ingehuurd wordt om te wenen ook wel pleureuse genoemd, van het werkwoord pleurer ‘huilen’. Dat klinkt toch een stuk vriendelijker dan huilster.


Meer lezen

Ga naar de inhoud