Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is ivdnt.org op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!

Categorieën
WoordHoek

Steenkolenengels

“We can come an end’’, de WK-voorspelling van Louis van Gaal, is een voorbeeld van steenkolenengels. Waar komt die kwalificatie vandaan?

De geschiedenis van het woord steenkolenengels bevatte tot nu een klein raadsel. Algemeen wordt aangenomen dat dit woord teruggaat op het Engels van Nederlandse havenarbeiders die (onder meer) steenkolen losten van Britse schepen. Alleen: de vroegste vindplaats van steenkolenengels was tot nu toe 1930, terwijl steenkolenlatijn al in 1895 is aangetroffen.

Vandaar de theorie dat steenkolenengels weleens zou kunnen zijn gevormd naar het voorbeeld van steenkolenlatijn, een woord dat in een rechtszaak was gebruikt als synoniem voor ‘Bargoens’ of ‘dieventaal’.

De vergelijking tussen Latijn en Bargoens is logisch. Bargoens was een geheimtaal en Latijn, lang de taal van de kansel, werd door de meeste mensen niet begrepen. Maar havenarbeiders spraken natuurlijk geen Latijn, dus vanwaar die koppeling met steenkolen?

Steenkool [foto Dati Bendo, European commission via Wikimedia Commons]

Zie daar het raadsel, dat zich laat oplossen door de chronologie. Die we nu beter kunnen onderzoeken omdat er steeds meer bronnen digitaal beschikbaar komen.

Steenkool-Engelsch

Het begon wel degelijk met steenkolenengels, dat we aanvankelijk vinden in de vorm steenkool-Engelsch. Op basis van de huidige bronnen kunnen we vaststellen dat dit al zeker sinds 1892 wordt gebruikt – dus bijna veertig jaar eerder dan tot nu toe werd aangenomen. Het was toen te lezen in het ANWB-tijdschrift De Kampioen, in een gedicht dat de spot dreef met rijke studenten die enkele maanden in de Verenigde Staten gingen studeren, waar ze zich niet bepaald toelegden op de studie:

Men gaat paardrijden, jagen, en maakt goede sier,
Spreekt “steenkool-Engelsch”, heeft aan Hollandsch het mier,
Men schettert en annonceert geniaal!
En verbluft gaat de medische faculteit aan den haal!

Naar het voorbeeld van steenkool-Engelsch moet dus steenkolen-Latijn zijn gevormd, een woord dat overigens nauwelijks opgang heeft gemaakt.

Steenkool-Engelsch deed het wel goed. In een pamflet uit 1899 vinden we de zin: “De arbeiders in ’t algemeen doen het dan maar liever met iemand, die geen steenkool-Engelsch geleerd heeft”. W. Bakker schreef in 1902 in Het leven van den zeeman te Amsterdam de zin: “‘You sleap here this night?’ vroeg-i in steenkool-Engelsch.” En de schrijver en journalist Jan Feith had het in 1907 over een personage dat in steenkool-Engelsch gromt.

Vanaf 1914 vinden we de vorm steenkolen-Engelsch – met steenkool in meervoud dus. Opvallend is dat het woord in kranten jarenlang tussen dubbele aanhalingstekens is geplaatst. Dat was en is een manier om aan te geven: tamelijk nieuw, maar zo zegt men dat.

Steenkolen-Duits en -Frans

De steenkool-beeldspraak voor talen raakte snel ingeburgerd. Al vanaf 1916 vinden we voorbeelden van steenkolenduits. Steenkolenfrans volgde in de jaren vijftig, steenkolenspaans in de jaren zestig (toen steeds meer Nederlanders vakantie vierden in Spanje).

Met name steenkolenengels is een grote bron van vermaak geworden. Het heeft geleid tot populaire boekjes als I Have it in my Own Hands uit 2010 van Jan Dijkgraaf en I always get my sin: Het Bizarre Engels Van Nederlanders uit 2011 van Maarten H. Rijken – een bestseller die diverse opvolgers kreeg.

En inderdaad, zinnen als “Do you have to do overwork tomorrow?”, “Can I talk to you under four eyes?” en “It was not for nothing that we went there” leiden tot vrolijkheid.

Overigens kennen we ook voorbeelden van het oorspronkelijke haven-Engels van de Nederlandse steenkolenlossers. Zij gebruikten woorden als bikwanner en biekwammes als verbastering van ‘(a) big one’, bietskommers voor beachcomber (‘strandjutter’) en kovekoot voor ‘cover coat’.

Zijn die woorden inmiddels in onbruik geraakt, haventaalwoorden als afnokken en aftaaien zijn gebleven. Afnokken is een verbastering van to knock off (‘afslaan, ophouden’); aftaaien komt van to tie up, dat wil zeggen: ‘meren, vastleggen van een schip’. Kennelijk gingen Nederlandse havenarbeiders en vissers er dus van uit dat je in het Engels niet alleen to tie up kon zeggen, maar ook to tie off, hoewel dat niet het geval is.


Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.

Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.

Twitter: @ewoudsanders

Ga naar de inhoud