Vandaag – 15 maart 2023 – kunnen Nederlanders niet alleen stemmen voor de Provinciale Staten (provincies), maar ook voor de waterschappen, om zo mee te beslissen over het waterbeheer in hun buurt. Hoe moeten we ons wapenen tegen overstromingen? Wat doen we bij een watertekort? Moeten we blijven bouwen onder de zeespiegel? Op deze en dergelijke vragen probeert een waterschap antwoord te geven en beleid te maken. Aan het hoofd daarvan staat een dijkgraaf. Anders dan de naam doet vermoeden is dijkgraaf geen adellijke titel, hoewel deze hoge ambtenaar vroeger vaak uit een adellijke familie kwam.
Voor een land dat voor een groot deel onder zeeniveau ligt, zijn zeewerende dijken van levensbelang. Maar ook op andere plaatsen dan aan de rand van Nederland is het belangrijk dat het water in de stad en op het platteland in goede banen wordt geleid door de aanleg van sloten, kanalen en grachten. En dijken natuurlijk, want daarnaar verwijst het eerste deel van het woord dijkgraaf. Al in de dertiende eeuw komen we die tegen in de zin van ‘hoge ambtenaar, die belast is met het toezicht op de dijken in een bepaald district’.
ruzie om aas
In de middeleeuwen had het woord graaf nog de oorspronkelijke betekenis van koninklijke ambtenaar die met een zeker toezicht was belast. Langzamerhand kwam het woord ook in gebruik voor het algemenere ‘opzichter’ of ‘opziener’. Zo werd iemand die toezicht hield op het gevogelte van een voornaam persoon een pluimgraaf genoemd. En de ambtenaar die geschillen moest oplossen tussen kabeljauwvissers enerzijds en kleine vissers die het aas daarvoor vingen anderzijds, heette toepasselijk aasgraaf.
Wanneer de dijkgraaf vroeger op pad ging om de staat of toestand van een dijk te onderzoeken – de dijkschouw – werd hij meestal vergezeld door een vertegenwoordiger van het polderbestuur. In de Alblasserwaard, een regio in de buurt van Rotterdam en Dordrecht, heette zo iemand tot 1893 een haringdrager. Nu vraagt u zich wellicht af wat het dragen van haring met het controleren van een dijk te maken heeft. Het antwoord daarop luidt kort en bondig: helemaal niets!
volksetymologie
De eigenlijke benaming voor die functie was namelijk heringdrager. Maar de meeste mensen kenden het woord hering – een afleiding bij het werkwoord heren, ‘beheren’ – niet meer en veranderden dat daarom in het wel bekende haring. Volksetymologie noemen taalkundigen dit verschijnsel, waarbij het ‘volk’ een woord waarvan het de oorsprong niet (meer) kent, verandert in een ander, gangbaar woord.
Bij het schouwen van de dijken wees het waterschap personen aan die de plicht hadden voor het onderhoud van een bepaald deel van een dijk zorg te dragen. Dat aanwijzen heette hering en de procedure hering doen of hering dragen. Hiervan is dus de naam heringdrager afgeleid. Met de bekende zeevis heeft deze hering- of haringdrager dus niets uit te staan, wel met het heren of beheren (van de dijken).
- aasgraaf in het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW), in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- dijkgraaf in het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW), in het MNW, in het WNT
- graaf in het MNW
- haringdrager in het WNT
- hering in het WNT
- heringdrager in het WNT
- pluimgraaf in het WNT