Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is ivdnt.org op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!

Categorieën
Grammaticasafari

Wat je altijd al over de vervangende infinitief hebt willen weten

De voltooide tijd? Dat is hebben of zijn + voltooid deelwoord. Toch?

De voltooide tijd? Dat is hebben of zijn + voltooid deelwoord. Toch?

  • De kat slaapt de hele dag. > De kat heeft de hele dag geslapen.
  • Zijn broer woont in Spanje. > Zijn broer heeft in Spanje gewoond.

Gewild slapen?

Niet altijd. De voltooide tijd van willen is heeft gewild, maar dat levert in het volgende voorbeeld een vreemde zin op: 

  • De kat wil de hele dag slapen. > 🤨 De kat heeft de hele dag gewild slapen.

In plaats van heeft gewild slapen zeggen we heeft willen slapen: het voltooid deelwoord willen vermomt zich hier als infinitief, en dus krijgen we twee infinitieven achter elkaar: 

  • De kat wil de hele dag slapen. > 🙂 De kat heeft de hele dag willen slapen.

Hetzelfde doet gaan hieronder:

  • Zijn broer gaat in Spanje wonen. > 🤨 Zijn broer is in Spanje gegaan wonen.
  • Zijn broer gaat in Spanje wonen. > 🙂 Zijn broer is in Spanje gaan wonen.

Infinitiefmaatjes

We noemen willen en gaan hier een vervangende infinitief. Of, in deftiger bewoordingen, een infinitivus pro participio (IPP). Vervangende infinitieven zijn knuffelkontjes. Ze willen dichtbij hun infinitiefmaatje staan, maar wel graag steeds aan dezelfde kant. Ze omdraaien kan niet zomaar: 

  • De kat heeft de hele dag willen slapen. > 🤨 De kat heeft de hele dag slapen willen.
  • Zijn broer is in Spanje gaan wonen. > 🤨 Zijn broer is in Spanje wonen gaan.

En als we ze van hun infinitiefmaatje scheiden, hebben ze er helemaal geen zin meer in, en veranderen ze weer terug in een voltooid deelwoord:

  • 🤨 Slápen heeft de kat de hele dag willen.
  • 🙂 Slápen heeft de kat de hele dag gewild.

Proberen te vervangen

Vervangende infinitieven komen niet bij alle werkwoorden voor. En bij andere werkwoorden, zoals proberen en beginnen, zijn zowel infinitief als voltooid deelwoord mogelijk: 

  • Ik heb geprobeerd die lamp te vervangen.
  • Ik heb die lamp proberen te vervangen.
  • Ik ben begonnen het eten klaar te maken.
  • Ik ben het eten beginnen klaar te maken.

Lees meer over vervangende infinitieven in de Algemene Nederlandse Spraakkunst.


Meer lezen

Ga naar de inhoud