Een hele maand zon en dat in de vroege lente. Hier en daar klaagt men zelfs zal over de droogte. Maar de meesten genieten volop van de zonneschijn. Overal bloeien de eerste bloemen. Een van die vroege bloeiers is het karsouwtje. Karsouw is een vaak gebruikte naam voor het madeliefje. Waar hoor je karsouwtje en welke andere dialectwoorden bestaan er in het Nederlandse taalgebied nog om het madeliefje te benoemen?

Karsouw
Zoals op de kaart van de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD) te zien is, is het woord karsouw of een van de vele varianten ervan (kasseitje, kerseitje, kozefje, kerzelletje, kazuifeltje ….) frequent te horen in West- en Oost-Vlaanderen en in Vlaams-Brabant. In Zeeuws-Vlaanderen werd het vervormd tot sukersausje (suker = suiker) en op Tholen zijn zelfs curaçaotjes bekend. Dit zijn volksetymologische vervormingen omdat de sprekers de oorspronkelijke vorm niet meer herkennen. De meeste taalkundigen zijn het erover eens dat karsouw en varianten afgeleid zijn van het Latijnse consolida ‘die heelt of vastmaakt’, afgeleid van consolidare ‘vastmaken, genezen’. Denk ook aan consolideren. Het madeliefje en ook andere planten die vroeger deze naam kregen (zoals de smeerwortel en ridderspoor) stonden bekend om hun geneeskrachtige werking. Madeliefjes werden onder andere gebruikt ter bestrijding van vermoeidheid.
Madeliefjes in de weide
Het woord madeliefje is bekend in heel het Nederlandse taalgebied als standaardtaalwoord voor deze bloem, maar ook in de dialecten is het veruit de bekendste naam. Over de herkomst bestaan wel wat theorieën, maar tegenwoordig is de weide-theorie de meest gebruikte. Made is immers een oud woord voor weide, nog te herkennen in het Engelse meadow. De plaats waar de bloemen groeien is wel vaker het benoemingsmotief bij planten. Datzelfde motief zien we in andere synoniemen voor het madeliefje waarin het eerste deel verwijst naar weide of gras: weidebloemen (verspreid in het hele taalgebied), driesbloemen (vooral in de Brabantse dialecten), meersbloemen (in Oost-Vlaanderen, meers betekent er (natte) weide) of grasbloemetje (her en der in het zuidelijk-Nederlandse taalgebied). Andere voorbeelden zijn dijkbloemetje, veldbloemetje in Noord-Holland, landbloem in Groningen en fennebloem in Friesland. Ook fenne verwijst naar weiland. Of het Wase kerkbloemetje ook naar de groeiplaats verwijst, is minder duidelijk.
Pasen in mei
Paasbloem als naam voor het madeliefje komt vooral voor in Frans- en West-Vlaanderen. Het benoemingsmotief is niet de plaats, maar de periode waarin het madeliefje het meest te zien is. We horen lentebloemetje, zomerbloemetje en allerlei varianten met mei in het eerste deel zoals meibloemetje, meizoetje en meizoentje. Meizoentjes en meibloemetjes hoor je in Noord-Brabant en Nederlands-Limburg en meizoetjes vind je vooral in het zuiden Belgisch- en Nederlands-Limburg. Zoetje in meizoetje is hetzelfde als lief in madelief, lief dus Het werd volksetymologisch hier en daar zoentje. Soms worden de delen ook verwisseld: zoetemeitje bijvoorbeeld.
Pâquerette wordt twee keer opgegeven door de invullers van de dialectvragenlijsten, een keer in Anderlecht en een keer in Wervik, beide aan de taalgrens. Pâques is Frans voor Pasen. Sommige taalkundigen denken echter dat pâquerette afgeleid is van pascuum ‘weide’. Dan zou het thuishoren in de vorige categorie.
Koeien en schapen
Koeiebloemen en schapenbloemen zijn als naam voor het madeliefje niet bekend in de zuidelijke dialecten, je hoort wel koeiebloem van Zeeland tot Friesland, de schapenbloemen zijn te vinden in Friesland. Ook deze woorden verwijzen eigenlijk naar de plaats waar de bloemen groeien en dat koeien en schapen ze blijkbaar ook eten.
Smout en andere ruigte
Reugel is een merkwaardige naam, maar verwijst misschien naar onkruid (ruigte) in het algemeen. Het is ook de naam voor herik, perzikkruid en korenbloem. Wat smout (in West-Vlaanderen), melk, meel en kaas met het madeliefje te maken hebben is minder duidelijk. Heeft het met de kleur te maken? Dat zou ook kunnen gelden voor bleekbloemetje, hoewel bleek ook weer naar een bleekweide zou kunnen verwijzen. Namen voor planten blijven vaak een mysterie voor de huidige dialectgebruikers.
- Dialectwoorden voor madeliefje in de Database voor de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD)
- Dialectwoorden voor madeliefje in de PLAND
- Dialectwoorden voor madeliefje in de etymologiebank.nl
- Dialectwoorden voor madeliefje in de woordenbanken e-WND en woordenbank.be
- Dialectwoorden voor madeliefje in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)
- Dialectwoorden voor madeliefje in de Kaartenbank
- Kruijssen, J., J. Swanenberg en T. De Pauw (2002). ‘Volksgeneeskunde in bloemnamen. Het madeliefje en de sleutelbloem in de zuidelijk Nederlandse dialecten’. In: Taal en Tongval 54 (2), p. 121-141
- Stroop, J. ‘Madeliefje’ (2018). Uit de Tuinkrant van Volkstuinvereniging ‘Nut en Genoegen’, april 2018