Categorieën
Uit de streek

hemelzaad

Mooi dialectwoord voor een plaag.

Er is dit jaar uitzonderlijk veel hemelzaad. Hemelzaad is de Oost-Noord-Brabantse naam voor de bladluizen die je nu op allerlei planten vindt. Dat is duidelijk te zien op de kaart van de Database van de Zuidelijk-Nederlandse Dialecten (DSDD). Het zijn er zoveel omdat het voorjaar heel warm en droog is geweest. Er zijn zwarte, groene, gele en rode bladluizen. Welke synoniemen zijn er voor hemelzaad in de Nederlandse dialecten? En waarom wordt de bladluis eigenlijk zo genoemd?

Foto: PxHere

Venijnig hemelzaad

De (zwarte) bladluizen – die vaak dicht op elkaar zitten –  lijken wel wat op “zaadjes die uit de hemel zijn neergekomen”, vooral omdat er op een bepaald ogenblik wel heel veel van die beestjes te zien zijn. De bladluizen worden wel als een plaag aangezien, maar hemelzaad klinkt niet echt negatief. Het negatieve gevoel heb je wel in de plaatsen (vooral in de West- en Oost-Vlaamse dialecten) waar de bladluis ve(r)nijn wordt genoemd, een algemene naam voor ongedierte.

Bladluis

De standaardtaalvorm bladluis komt ook het meest voor in de dialecten. De uitspraak verschilt van de standaardtaal, want de ui kan zowel als ui, uu of oe worden uitgesproken. Soms worden de beestjes gewoon luis genoemd. Anderen kennen dan weer plantluis.

Meluw

De bladluis wordt in het hele zuidelijke gebied her en der meluw of meelm genoemd. Het woord komt in allerlei vormen voor: in de Brabantse dialecten heet het beestje memel, miemel, milver, milfer, melo, meluim of wemel. In Limburg hoor je melver, milver, moelver, mele, meelf en meelj, in West-Vlaanderen komt malwe en maluwe voor.  Dikwijls zijn dit ook namen voor de houtworm, de mijt of voor andere dieren “die stof achterlaten”. Al deze meluw-achtige woorden zijn immers afleidingen van een stam –mel(e), die we ook aantreffen in het woord meel. Ook malen en molm ‘verrot hout’ zijn eraan verwant. Bladluizen laten geen stof achter, ze scheiden wel kleverige nectar (honingdauw) af, een lekkernij voor lieveheersbeestjes en mieren. Maar aangezien de bladluis net als houtwormen en mijten een klein diertje is dat schade aanricht, is het niet onlogisch dat de namen van die dieren een betekenisverschuiving kunnen ondergaan en gelijkaardige kleine diertjes zoals de bladluis dezelfde naam krijgen. In Limburg hoor je ook vaak smeelt, smeelde, smeelber, smielber, smulber of smilmer, met een voorop geplaatste s.

Mienzen

Rond Kortrijk noemt men bladluizen mienzen of miendjen. In de omgeving van Nevele in Oost-Vlaanderen heten ze mienders. De gemouilleerde n in miendjen wijst volgens de etymoloog Debrabandere op een Romaanse herkomst. In Oost-Vlaanderen hoor je geen gemouilleerde n, maar nd, wat dus mienders oplevert. Al in de 13e eeuw is het woord migne in de betekenis ‘mot’geattesteerd in het Luiker Waals. De etymologie is nog onduidelijk. 


Meer lezen