Voetbalminnend Nederland zal het niet ontgaan zijn: van zaterdag 4 tot en met zondag 12 oktober is het de Week van de Scheidsrechter, een periode die met een iets minder gangbaar woord ook de Week van de Arbiter had kunnen heten. Het is de bedoeling dat tijdens deze week zoveel mogelijk voetballers, trainers en voetballiefhebbers de ongeveer 30000 scheidsrechters bedanken voor het in goede banen leiden van de sportieve strijd tussen twee elftallen. Met een toolkit en met de hashtag #scheidsbedankt biedt de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) een helpende hand om de arbiter in het zonnetje te zetten. Omdat de arbitrateur kennelijk over het hoofd wordt gezien, zet Terug in de Taal deze keer díe goede man in de schijnwerpers.

Arbiter
Laten we beginnen bij de arbiter, een woord dat via het Franse arbitre ontleend is aan het Latijnse arbiter ‘getuige, scheidsman’. Aan het begin van de 19e eeuw komt het in kranten voor het eerst voor als ‘scheidsrechter bij sportwedstrijden’. Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) is dat waarschijnlijk een ironisch gebruik van de eerste, al in de 16e eeuw aangetroffen betekenis van arbiter: ‘Persoon, of elk der personen, niet behoorend tot de rechterlijke macht (althans niet in die qualiteit optredend), door partijen in een ontstaan of mogelijk geschil aangewezen of aanvaard, ten einde een schikking of regeling te treffen die voor beide partijen bindend zal zijn, waardoor een formeel rechtsgeding wordt voorkomen.’ Door het optreden van een arbiter hoeft er bij een geschil dus geen rechter aan te pas te komen.
Arbitrateur
Maar wat is nu een arbitrateur? Is dat gewoon een ander Frans woord voor arbiter? Nee, er blijkt wel degelijk een verschil te zijn tussen beide woorden. De arbiter – ook wel arbiter van rechte genoemd – baseerde zich bij het treffen van een schikking of regeling tussen twee partijen op het geldende recht, hoewel hij niet tot de rechterlijke macht behoorde.
De arbitrateur daarentegen ging niet uit van het recht, maar probeerde zaken in der minne te schikken. Hij deed uitspraak naar eer en geweten. De functie was trouwens zeker niet voorbehouden aan mannen. Ook eerbare vrouwen konden ingeschakeld worden om een geschil te beslechten. Een vrouwelijke arbitrateur werd – met een oude uitgang om vrouwelijke woorden te vormen – arbitratersse genoemd.
Toentertijd werd een arbitrateur ook wel eens aangeduid met de term goede man of goeman. Hij oefende zijn functie namelijk uit naar goede trouw en billijkheid, net als de tienduizenden arbiters die elk weekend op het voetbalveld zorgdragen voor het naleven van spel- of wedstrijdregels. De fluitconcerten en verwensingen die ze naar het hoofd krijgen bij een onwelgevallige beslissing nemen zij op de koop toe. Het zijn met recht goede mannen en goede vrouwen te noemen.
- arbiter in het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT)
- arbitrateur en arbitratersse in het WNT
- goeman in het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW), in het WNT
- scheidsrechter in het WNT