“Een eetbare, uit laagjes bestaande bol met een scherpe geur en pittige smaak, die in snippers of ringen gesneden wordt en warm of koud gebruikt wordt als groente of als smaakmaker in gerechten.” Wat dit is? Een ui, zullen de meeste Nederlanders zeggen. Het antwoord van Vlamingen: ajuin.
Eigenlijk kunnen we de vraag beter omdraaien: waarom zeggen Nederlanders ui in plaats van ajuin? Het woord ajuin is ontleend aan het Franse oignon. Het Franse woord gaat op zijn beurt weer terug op de Latijnse vorm ūniō. Ajuin verdrong in de 13e en 14e eeuw het Nederlandse woord look. Als benaming voor ui is look helemaal verdwenen, maar we zien het nog wel terug in woorden als knoflook en bieslook.
Van ajuin naar ui
Het woord ui is van oorsprong een Hollands-Utrechtse dialectvorm die ontstond uit de Middelnederlandse vorm uijen. Het woord uijen is weer een variant van ajuin, afkomstig uit de Brabantse, Zeeuwse en Vlaamse dialecten. Vanwege de -en aan het eind werd uijen door de sprekers na verloop van tijd als meervoudsvorm opgevat. In de 17e eeuw ontstond daarom het nieuwe enkelvoud ui.