Een tegemoetkomende auto of fiets noemen we een tegenligger. Bij ligger denk je aan het werkwoord liggen, maar daarbij gebeurt er niet zoveel. Zeker niet in een hoog tempo. Waar komt die benaming dan vandaan?
Het woord tegenligger komen we voor het eerst tegen in de negentiende eeuw. Toen bestond ook de vorm tegenlegger, met het bijbehorende werkwoord tegenleggen. De termen werden vooral gebruikt in de scheepvaart, en hadden oorspronkelijk met de stand van de zeilen te maken: als de zeilen in een tegengestelde richting aangetrokken waren, voer het schip de andere kant uit.
Tegengesteld
Niet alleen de zeilen konden ’tegenliggen’, ook het hele schip. Het woord tegenligger ging daarna al snel ‘schip dat in tegengestelde richting vaart’ betekenen. Nog later werden ook andere vervoersmiddelen ’tegenligger’ genoemd, ook als ze geen zeilen hadden. Zoals auto’s, fietsen en zelfs vliegtuigen.
- tegenligger in het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT)