Voor het laatste glas dat je drinkt als afsluiter van een feestje of een gezellig cafébezoek hebben de Engelsen mooie benamingen als one for the road of nightcap. Het Nederlands heeft daarvoor het wat saaiere afscheidsglas of afscheidsdronk, maar gelukkig ook aansprekender termen als afzakkertje, uitsmijtertje of slaapmutsje.
In de tijd dat het tabaksgebruik nog lang niet in het verdomhoekje terechtgekomen was, had je ook nog een rokersvariant voor het laatste glas: de mantelpijp. Het woordenboek van Pieter Weiland (1804) zegt hierover:
Het zamengestelde mantelpijpje, voor het laatste pijpje dat men in gezelschap rookt, is nog in gebruik. Het is daarvan ontleend dat, onder het rooken van deze pijp, de mantels bijeen gebragt en omgehangen werden, en men zich intusschen gereed maakte om afscheid te nemen en het gezelschap te verlaten.
Mantelpijp kennen we niet meer in de betekenis die Weiland geeft. Het woord zelf is niet verdwenen: het is nu nog de aanduiding voor de pijp waardoor tegelijkertijd verschillende kabels lopen of voor het buisvormig en beschermende omhulsel van bijvoorbeeld een gasleiding of een dakdoorvoer.
- Afscheidsdronk, afscheidsglas, afzakkertje, uitsmijtertje, slaapmutsje in het Woordenboek der Nederlandsche Taal
- Mantelpijp in het Woordenboek der Nederlandsche Taal.