500 jaar geleden, op 31 oktober 1517, spijkert Maarten Luther zijn befaamde 95 stellingen op de deur van de slotkerk in Wittenberg. In die stellingen klaagt hij wantoestanden in de katholieke Kerk aan. Na zijn actie zou die Kerk nooit meer hetzelfde zijn en begon de protestantse Reformatie aan een opmars.
Ook de Nederlandse taal zou nooit meer hetzelfde zijn. Luthers teksten, en dan vooral zijn nieuwe Bijbelvertaling, zorgden ervoor dat er ook in het Nederlands zestiende-eeuwse neologismen gevormd werden waardoor bepaalde, al eeuwen gangbare woorden en uitdrukkingen uit onze taal verdwenen.
Een van die Lutheraanse neologismen is het woord voorhuid, de naam voor de huid rond het voorste gedeelte van de penis. Voorhuid kwam in de plaats van de oude Nederlandse woorden overslop, oversloof, voorsloof of simpelweg sloof. In de zestiende eeuw was ook nog even het woord voorvel(letje) een concurrent, maar uiteindelijk won voorhuid het pleit met vlag en wimpel.
Luther zorgde ook voor neologismen in domeinen die minder basaal waren. Zo is hij ook verantwoordelijk voor de term Hooglied, de benaming voor het meest poëtische bijbelboek, dat volgens sommigen bij lectuur zelfs voor rooie oortjes kan zorgen. Dit woord verving vroegere aanduidingen als Lofboek, Boek der zangen, Lied van Salomo of Lied der liederen.