Als het met de bestrijding van corona de goede kant op gaat, wordt binnenkort in het Rijksmuseum in Amsterdam de tentoonstelling ‘Slavernij’ geopend. De media namen al een voorschot met documentaires en themabijlagen. Hier lopen wij er taalkundig op vooruit door het woord negeren onder de loep te nemen.
Je kunt het woord negeren op twee manieren vervoegen. Ik negeer, jij negeert, wij negeren. Maar ook: ik neger, jij negert, wij negeren. Er bestaan namelijk twee werkwoorden negeren in het Nederlands, die je dus anders uitspreekt.
Wie een rood stoplicht negeert, doet daarmee iets dat teruggaat op het Latijnse woord negare, dat ‘ontkennen’ betekent. Maar wie iemand negert, mishandelt hem of haar; je treitert, koeioneert, belastert die persoon, hard en onbarmhartig. “Als een negerslaaf”, zo verklaarde het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) in 1911 de herkomst.
Het woord neger is de afgelopen twintig jaar grotendeels uit het Nederlands verbannen. Dat begrijp ik goed – het wordt als beledigend ervaren. Dat wij ook het mishandelwoord negeren hebben gehad, is inmiddels nog maar bij weinigen bekend. Het lijkt mij zinnig om je wel bewust te zijn van het bestaan ervan, want het zegt veel over ons slavernijverleden.
Slavernij is – helaas – zo oud als de mensheid. In Nederland is de slavernij in 1863 afgeschaft. Negeren in o.a. de betekenis ‘mishandelen’ bestond toen al een tijdje. Het WNT geeft als voorbeeld een citaat uit 1851: “Een négerend examen”. Een onbarmhartig examen dus. Het accentteken zal door de auteur zijn toegevoegd om verwarring over de uitspraak te voorkomen.
Gangbaarder zijn vindplaatsen waarin mensen worden genegerd. Ik geef er hier twee. Een krant schreef in 1896: “Hij negerde de armen, want ik was de eenige die hij slecht behandelde.” En Anne Wadman schreef in 1964 in een roman: “Hij negerde mij op alle mogelijke manieren, behandelde mij als een dweil, beulde met vloeken en plompe toespelingen.”
Négeren en negéren liggen zo dicht bij elkaar dat je woordspelingen kunt verwachten. Ook die vind je al vroeg. Volgens de Heemsteedse onderwijzer P.J. Harrebomée leidde een en ander zelfs tot een spreekwoord. In 1870 vermeldde hij in zijn Spreekwoordenboek: “Gij moet hem négeren of negéren.” Slecht behandelen of links laten liggen.
In verband met de geschiedenis van de slavernij is het sowieso nuttig om in oude woordenboeken te kijken. In 1796 lezen we in het Algemeen en beredeneerd Woordenboek der Natuurlijke Historie dat ‘negers’ trouweloos, wreed, schaamteloos, ongodsdienstig, onzinnelijk en onmatig zijn.
Hunne gewoontes zyn zoo buitensporig en redeloos dat hun gedrag, gevoegd bij hunne kleur, langen tyd heeft doen twyffelen, of zy wezentlyk Menschen waren, die, gelyk wy, van den eersten Mensch afstamden, om dat hunne woestheid en beestachtigheid hen naar de wildste Dieren doet gelyken.
Jacob Kramers wist in 1847 in zijn Algemeene kunstwoordentolk bij het lemma neger wel te melden dat zij “tot een menschenras” behoorden. Maar hij besluit zijn stereotyperende beschrijving van hun uiterlijk (“zwart gekroesd, fijn wollig haar” etc.), met deze curieuze opmerking: “Men wil [men zegt, beweert], dat zij niet kunnen niezen.”
Ik heb dit weleens eerder geschreven, maar herhaal het: Johan Huizinga bedacht in 1920 de woordcombinatie historische sensatie voor de opwinding die je kunt voelen als je direct in aanraking komt met het verleden. Historische schaamte lijkt mij van toepassing voor de plaatsvervangende schaamte die je kunt voelen bij de confrontatie met historische uitwassen.
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.
Twitter: @ewoudsanders