Categorieën
Columns & artikelen

Paardengym

Iets over termen in de paardensport? Dat kan een heel boek worden, dus ik zal mij beperken tot een klein stukje van wat mij als domeinliefhebber fascineert: de dressuur, de basis van elke tak van paardensport.

Dressuurtermen zijn beeldend en voor een leek vaak bizar, onlogisch en ongrammaticaal. In dressuurtaal is niets onmogelijk. Verzamelen kan een object in het enkelvoud krijgen: je kan één paard verzamelen. Een paard kan nageven zonder lijdend en meewerkend voorwerp en daarmee bedoelen we dan niet ‘iemand een trap na geven’. Je kan een paard rechtrichten op een volte (cirkel), je kan je paard bergopwaarts laten lopen in de polder, je moet vierkant halthouden in je dressuurproef, ook met een rechthoekig paard, en je hoeft niet op hoge poten op de jury af te stappen als die op je protocol heeft geschreven “paard spoort niet“. Het zegt niets over de mentale toestand van je hoogbenige viervoeter, maar geeft aan dat je paard met zijn achterbenen niet in het spoor van zijn voorbenen treedt, hetgeen bij een rechtgericht paard wel de bedoeling is.

Begrijpt u er niet veel van? Laat dit dan een troost zijn: na jarenlang toeven in hippische sferen ben ik eindelijk tot de conclusie gekomen dat wij, domeingenoten, het zelf ook niet altijd helemaal begrijpen. Meer dan eens krijg ik als antwoord op een vraag om opheldering van een term: “dat kan ik niet uitleggen, dat moet je voelen”. Over paardrijden zijn hele boeken volgeschreven, maar weinig ruiters lezen die. “Paardrijden leer je door te doen, dat kun je niet uit de boeken leren”, aldus menig instructeur. Op de websites van de paardensportorganisaties in Nederland en België zou op zijn minst een officiële, snel toegankelijke termenlijst moeten staan, maar die is er niet, want voor niets gaat de zon op. Ik geef toe, er zijn eenvoudiger dingen dan gevoel verwoorden in termen, maar een gebrekkige terminologische kennis over datgene waarmee we bezig zijn, kan ertoe leiden dat we ook de concepten uit het oog verliezen: hóé moeten we voelen en doen als we niet precies weten wát we moeten voelen en doen?

Wat is nu eigenlijk het doel van de dressuur? Das Gymnasium des Pferdes van Gustav Steinbrecht (1884, vertaling 1998, p. 46) zegt: “De ware dressuur is […] een natuurlijke gymnastiek voor het paard, waardoor zijn krachten gestaald en zijn ledematen soepel gemaakt worden.” Turnles dus. Waarom? Ieder paard is van nature scheef, d.w.z. asymmetrisch, in paardentermen ook wel linksgebogen of rechtsgebogen (te vergelijken met onze links- of rechtshandigheid). En ieder paard draagt in zijn natuurlijk evenwicht meer gewicht op zijn voorhand (het deel vóór het zadel bij een gezadeld paard) dan op zijn achterhand (het deel achter het zadel). Om het paard in zijn beweging en onder de ruiter meer in balans te krijgen, het sterker en soepeler te maken en het gelijkmatiger te ontwikkelen, richten we het recht en leren we het meer van zijn gewicht op de achterhand te gaan dragen. Dat laatste noemen we verzamelen. Het paard gaat daarbij langzamer in tempo, maar de beweging van de achterbenen wordt door de ruiter juist actiever gemaakt. De achterbenen buigen meer en worden iets verder onder het paard gezet, waardoor het paard van achteren zakt. De voorhand wordt lichter en de voorbenen maken verheven passen. Het paard lijkt bergopwaarts te lopen. Gehoopt resultaat: een sterk, soepel en blij paard dat in evenwicht loopt en dat nog lang in harmonie met en voor zijn ruiter kan werken.

Leidraad voor de dressuur is het scala van de africhting (< Duits: Skala der Ausbildung). Takt , ontspanning, aanleuning , impuls , rechtgerichtheid en verzameling: het zijn termen die horen bij de stadia die een dressuurpaard moet doorlopen. Je zou verwachten dat iedere ruiter de termen uit die schaal kan opdreunen, maar niets is minder waar. Als rode draad door de africhtingsstadia heen: Durchlässigkeit en evenwicht. Het zijn voorwaarden die in alle stadia aanwezig moeten zijn. In het Nederlands klinkt doorlaatbaarheid wat vreemd en daarom hebben we de Duitse term behouden. Ruiters nemen hem overigens zelden in de mond, want het concept achter de term is typisch zoiets wat gevoeld, maar nooit gezegd wordt. Durchlässigkeit betekent dat het paard reageert op de aanwijzingen van de ruiter zonder enige weerstand en zonder dwang. Het paard voelt soepel aan, is ongehinderd in zijn bewegingen en laat de hulpen van de ruiter als het ware door zich heen komen. Paard en ruiter zijn één. Bij al het werk moet het paard aan het bit zijn of in de hand gesteld: het paard gaat een zachte, elastische, maar constante verbinding aan met de hand, de zit en de benen van de ruiter. Het zoekt met andere woorden aanleuning, hoewel het juist niet de bedoeling is dat het op je hand gaat leunen in de niet-terminologische betekenis van dat woord.

Om de officiële termen en hun gevoel uitgelegd te krijgen, bedienen ruiters zich van een beeldend onofficieel ruiterjargon. Probeer dat dan toch maar niet te visualiseren. Een paard dat niet in de hand gesteld is of te weinig verzameld is, omschrijft men als volgt: het paard valt uit elkaar, het paard loopt in twee stukken, zijn achterbenen staan nog op stal, rijd hem eens wat meer aan elkaar, laat hem eens wat meer zitten, hij moet meer bergopwaarts lopen. Een paard dat te veel op de voorhand loopt, heb ik ook wel eens horen omschrijven als “hij loopt op zijn kop”.

In de dressuurproef testen we dan of een paard opgeleid is volgens die richtlijnen van de dressuur. Tenminste, dat was ooit de bedoeling, maar wie wel eens kritisch naar een dressuurwedstrijd kijkt, ziet dat de richtlijnen in de voorstelling niet altijd in praktijk worden gebracht. Ter illustratie een paar opmerkelijke observaties bij een kür op muziek, dat is een vrije dressuurproef met choreografie en muziek die wordt gekozen door de ruiter.

Een amazone probeert bij het binnenkomen in de ring tevergeefs halt te houden om de jury te groeten. De ontspanning is ver te zoeken. Ze had haar paard bij de opwarming vóór de proef wat te veel opgefokt, en ze had het laag, diep en rond (ldr) gereden met wat hyperflexie om het losser te maken. Ldr en hyperflexie, het zijn rijmethodes die in het paardenwereldje geregeld  stof doen opwaaien, omdat ze in extreme vorm niet erg paardvriendelijk worden geacht. De termen die men ervoor bedacht heeft, klinken wel wetenschappelijk en zo worden ook de concepten aannemelijker. Verwetenschappelijking en verterminologisering, het is een vorm van eufemisme die dus ook in de paardensport voorkomt.

Een andere deelnemer rijdt een passage op de tonen van de Queenhit ‘I want to break free’. Teugels strak, neus bijna tegen de hals … geen kans dat het paard dat liedje gaat uitvoeren. Voor zijn volgende passage koos hij ‘Under Pressure’ van David Bowie, een nummer dat dan weer wel past bij het getoonde.

Een concurrente uit Duitsland rijdt haar passage op ‘Another one bites the dust’. Met plaatsvervangende spanning hoop ik dat het paard geen capriole uithaalt, waardoor de amazone alsnog zelf moet zandhappen.

Het lijkt in de 21ste-eeuwse dressuur meer te gaan om spektakel voor het publiek dan om natuurlijke gymnastiek voor het paard. In Nederland wil een aantal topruiters zelfs van het scala af. Waarom ook zou je wat je niet uitvoert in stand houden? Het is te ingewikkeld allemaal… paardrijden is toch niets meer dan gas geven, remmen en sturen? De hele paardensportterminologie gereduceerd tot drie woorden uit de dagelijkse omgangstaal. Jammer voor de terminologen: de concepten hoeven niet meer uitgelegd en met een term gelabeld te worden. Uiteraard moet de dressuur nog steeds een paardvriendelijk doel hebben en daarom heeft men in de moderne doelstelling van de dressuur het paard gepromoveerd van natuurlijke turner tot ‘happy athlete’:

“Het doel van dressuur is om het paard te ontwikkelen tot een ‘happy athlete’: een soepel, ontspannen en los paard dat tevreden en oplettend is. Paard en ruiter begrijpen elkaar volledig: er is harmonie”(www.knhs.nl).

Je zou bijna een paard willen worden als je dat leest. Merk op dat de krachten blijkbaar niet meer gestaald hoeven te worden. Ik mag toch hopen dat met de wat oubollige formulering van Steinbrecht niet ook het concept van de sterke achterhand verdwenen is? Want hoeveel zin heeft dat gas geven dan zonder krachtige motor? Of wordt die kracht geïmpliceerd door het woord athlete?

Dit artikel is eerder verschenen in het boek Vak-Taal, Van Achterhand tot Zwavelgeel elfenbankje (2017), red. Willy Martin & Marcel Thelen.