‘Aardappel was nooit duurder’ (krantenkop in De Standaard)
Iemand doet een uitvinding of een ontdekking en wil daarmee pronken in de hele wereld. Of simpelweg zijn brood verdienen. Maar daarom moet er eerst een woord verzonnen worden. De uitvinder doet dat zelf of krijgt er hulp voor, en het woord dat op het etiket gaat, blijft voor eeuwig verbonden aan het nieuwe product. Het komt uiteindelijk in het woordenboek terecht. Zo ging het met alles wat de beschaving vooruit heeft geholpen: de pedaalemmer, het oedipuscomplex, het aspirientje, het Atomium, de paperclip, de iPod.
Heel soms is het omgekeerd gegaan. We hádden al een woord, en zaten op ons luie gat te wachten tot iemand ons op een schaaltje het ding bracht dat daar perfect aan beantwoordde. Het woord televisie stond al in de dikke Van Dale in 1914. Toen moesten de eerste experimenten met bewegende beelden nog beginnen in Londen. Van Dale omschreef het begrip toen ook nog vaag als ‘zien op verre afstanden per telefoondraad’.
Ook het woord aardappel lag al klaar van in de middeleeuwen, toen de knol in 1565 uit Peru naar Europa werd gebracht.
Appels kent men hier al lang. Niet van in het Aards Paradijs, dat zou een dichterlijke overdrijving zijn. Maar het woord komt al voor in geschriften uit de twaalfde eeuw. Het werd ook al vroeg gebruikt in figuurlijke zin, om ronde voorwerpen te benoemen, bijvoorbeeld in oogappel of rijksappel (de gouden bol die de vorstelijke macht symboliseerde).
Dat aard-appel gebruikt kon worden voor een ronde vrucht die op de aarde groeide, lag dus voor de hand. Die vrucht was waarschijnlijk een pompoen of komkommer, misschien de soort die bekend is als alruin. Erg lekker moeten de middeleeuwers ze niet gevonden hebben, want ze noemden ze ook verckensbrood.
En toen kwam de Solanum tuberosum. De geschiedenis leert ons dat de boeren eerst niet gerust waren in die vreemde knollen uit de nieuwe wereld, die groeiden aan de voet van giftig loof. Maar toen ze ervan geproefd hadden, moeten ze opgelucht zijn geweest en lieten ze met genoegen hun varkensvoer staan om van aardappels hun nationale gerecht te maken.
Die ronde pompoenachtigen konden het wel schudden sindsdien. En alsof dat niet genoeg was, hebben ze ook hun naam moeten afgeven. Kijk, dat vind ik nu onrechtvaardig.
Je kunt de geschiedenis niet terugdraaien, maar was het woord patatten geen waardig alternatief geweest? We hadden dan dezelfde keuze gemaakt als de Engelsen (potatoes), de Spanjaarden (patatas) en de Zweden (potatis). De oorsprong ligt bij batate, de Spaanse naam voor een verwante vrucht, ook bekend als de zoete aardappel. Ik weet het, het klinkt nu een beetje plat. Maar: ‘Patat was nooit zo duur’ zou ook wel een sterke krantenkop zijn geweest.
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van Woorden weten alles? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ludo Permentier is journalist en auteur. Hij was docent in het middelbaar onderwijs, werkte bij Van Dale en de Taalunie en publiceerde taalboeken. Vijftien jaar lang schreef hij de taalcolumn Woorden weten alles in De Standaard.
E-mail: ludo.permentier@telenet.be