Het mooist zijn woorden die als een chirurgenhandschoen strak gespannen zitten rond de contouren van een begrip dat wij allemaal in gedachten hebben. Knaldrang was er zo een: de behoefte om na een lange periode van beteugeling plots uit de band te springen. Het werd in Vlaanderen terecht het Woord van het Jaar 2021. Ik hoor de laatste weken weer een uitdrukking voorbijkomen die even sprekend is, zij het minder hoopgevend: ‘dat is niet oké’.
Dat heeft te maken met recente onthullingen in wat nu al het #MeTootijdperk genoemd wordt. Wangedrag, vooral in een situatie waarin macht een rol speelt, wordt publiekelijk aan de kaak gesteld. Zeker als het om aanranding gaat of seksuele chantage, is de publieke opinie daar duidelijk in. Daar hebben we woorden voor als handtastelijkheden, vrijpostigheid, stalking, verkrachting, ontering. Maar die vormen niet de meerderheid van de gevallen van wangedrag. Alledaagser, maar niet minder reëel, is intimiderend of verdacht gedrag waar je toch niet voor naar de politie of de media stapt. En daar hebben we dus ook woorden voor nodig.
Leemte
‘Dat is niet oké’ vult die leemte in onze taal. Je spreekt er een moreel oordeel mee uit: afkeuring, gekruid met vrees dat er achter het waargenomen gedrag iets ergers schuilgaat. Een onstilbare seksuele appetijt misschien. Hopelijk geen perversiteit. Maar tot voor kort vond ik het een rare constructie. ‘Dat is niet oké’ leek me even fout als ‘dat is niet hoera’.
Over de etymologie van oké zijn al veel interessante stukken geschreven. Laat me hier volstaan met de vaststelling dat het woord in het Amerika van de negentiende eeuw ontstond als een tussenwerpsel, een losstaande uitspraak (inderdaad, zoals hoera) om goedkeuring uit te drukken. Volgens sommige getuigenissen zou ‘OK’ een soort stempel zijn geweest dat in de haven op zendingen werd gedrukt om aan te geven dat ze konden worden verscheept. Met de betekenis ‘in orde’ is het ook in het Nederlands terechtgekomen. Van Dale neemt het in 1950 op bij de afkortingen als O.K.: ‘(Amerik. Eng.) all correct (?) in orde’. Als trefwoord verscheen oké daar pas in 1976.
Instemming
Interessant is de connotatie van instemming, van consent en soms van bereidheid tot medewerking, die doorklinkt in het woord. We zeggen bijvoorbeeld: ‘Zullen we dan nu vertrekken? – Oké!’ Soms zit er een toegeving in vervat: ‘Oké, maar eerst even de deur op slot doen.’ Die bijgedachte verdween naar de achtergrond toen oké een bijvoeglijk naamwoord werd, met de betekenis ‘goed’. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) citeert een bron uit 1924: ‘Ik vertrouw, dat uw credentials, kapiteins-diploma, etc. “O.K.” zullen zijn’. Aan de aanhalingstekens kun je zien dat de constructie nog als ongewoon werd gezien.
Het waardeoordeel is uiteindelijk ook verdwenen uit oké als tussenwerpsel. Dat gebruik je nu om te bevestigen dat je een mededeling van je gesprekspartner begrepen hebt, of je het goed vindt of niet (‘Oké, dat is duidelijk’) of om te laten horen dat je tot een besluit komt (‘Oké, we gaan nu over tot actie.’)
De uitdrukking ‘dat is niet oké’ introduceert opnieuw dat morele oordeel. Ze heeft een functie in onze gesprekken en ze is tegelijk subtiel en duidelijk. Het is spijtig dat we ze nodig hebben, maar taalkundig is ze best oké.
Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van Woorden weten alles? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.
Ludo Permentier is journalist en auteur. Hij was docent in het middelbaar onderwijs, werkte bij Van Dale en de Taalunie en publiceerde taalboeken. Vijftien jaar lang schreef hij de taalcolumn Woorden weten alles in De Standaard.
E-mail: ludo.permentier@telenet.be