Vanwege een serververhuizing in het datacenter van de Universiteit Leiden is ivdnt.org op 27 november 2024 tijdelijk niet bereikbaar.
Onze excuses voor het ongemak!

Categorieën
WoordHoek

Gebakje versus taartje

Frank Oranje, de frauderende bestuursvoorzitter van landsadvocaat Pels Rijcken, vond dat je taartje moest zeggen in plaats van gebakje. Waarom?

NRC publiceerde het afgelopen weekend een onthutsend portret van Frank Oranje, de voormalige bestuursvoorzitter van landsadvocaat Pels Rijcken, die gedurende achttien jaar ruim elf miljoen euro verduisterde van klanten. Interessant detail in dit portret: Oranje corrigeerde collega’s die het over gebakje hadden; zij moesten van hem taartje zeggen, dat was chiquer.

Foto: Ewoud Sanders

Oranje was geobsedeerd met het “opplussen van zijn eigen reputatie”, aldus het NRC-artikel. Daarom woonde hij in een kolossale villa en liet hij een familiewapen ontwerpen. En daarom vertelde hij dat hij in een auto met chauffeur naar school werd gebracht – in feite kwam hij met de fiets.

Of Oranje vroeger thuis gebakjes of taartjes at, vermeldt het stuk niet, ik vermoed het eerste. Ik ken verschillende mensen die – vrij naar Louis Davids – geboren zijn als gebakje, maar zichzelf tot taartje hebben gepromoveerd. Soms vanwege een huwelijk. Partner at taartjes, de hele schoonfamilie reageerde smalend op gebakje – dan leer je het snel af. Anderen leerden het bijvoorbeeld in het studentencorps. “Gebakje? Kerel, waar kom jíj vandaan?!”

Geraffineerd

Volgens de Dikke Van Dale zijn gebakje en taartje synoniem. Maar toch ook weer niet, want een gebakje is volgens dit naslagwerk een “product van de banketbakker dat kleiner, maar geraffineerder is dan een taart”. Grappig: als bakkersproduct heeft gebakje dus een hogere status, want geraffineerder, maar in de kringen waar Frank Oranje zich graag toe rekende heeft het als woord juist een lagere status.

Bij mijn weten wordt dat taalkundige statusonderscheid pas gemaakt sinds de jaren vijftig. En is het altijd omstreden geweest. In 1980 merkte J.L. Heldring in NRC Handelsblad op dat mensen die graag willen opgaan in een “hogere stand”, soms verkeerde woorden blijven gebruiken. Als voorbeeld noemde hij een oud-minister van Buitenlandse Zaken. In diens memoires had Heldring het woord gebakje aangetroffen, “een woord dat in die kringen de mensen doet rillen”.

Interessant waren de ingezonden brieven, deels afkomstig van lezers uit diezelfde deftige kringen. Zij beweerden dat het juist andersom was: niet gebakje, maar taartje veroorzaakte rillingen.

Woordenstrijd

Zeker is dat taartje en gebakje op een gegeven moment de strijd met elkaar zijn aangegaan. Onder de kop “Eet u nog taartjes?” schreef dagblad Het Vrije Volk in 1958:

Er zijn bepaalde woorden, die mijn kinderen niet meer zullen kennen, maar die mij zo vertrouwd in de oren klinken als m’n eigen ademhaling; woorden die mijn prille jonkheid en m’n jeugd hebben begeleid en die langzaam maar zeker aan het verdwijnen zijn. (…) Eet u nog wel es taartjes? Nee. U eet gebakjes.

Hier observeert iemand dus dat gebakje het woord taartje aan het verdringen is. Het Vaderland had het, eveneens in 1958, over “het tijdperk waarin gebakjes nog taartjes heetten”.

Taartje zou chiquer zijn, tot de taal van de “deftige Hagenaars” behoren. Maar een onderzoek van het Meertens Instituut, uitgevoerd in 1981, bevestigde dit niet. De taartjeszegger liet zich volgens tachtig procent van de respondenten omschrijven als: “De gewone mens, de minder bedeelden, zij die het zich niet zo kunnen veroorloven.” Daarentegen werden gebakjes verorberd door: “De elite, chique, intellectuelen, notabelen, Haagse bluf, mensen met ‘Je dat’, kale kak.”

Flauwekul

Mijn ervaring met dit soort codewoorden uit het elitolect is dat mensen die ze gebruiken er desgevraagd een verklaring bij kunnen leveren. Een verklaring die, bij nadere inspectie, vrijwel altijd onhoudbaar is.

Daarom vind ik het ook zo prettig dat banketbakkers zich nooit iets van deze flauwekul hebben aangetrokken. In oude kranten vind je vanaf 1840 honderden advertenties waarin zowel taartjes als gebakjes worden aangeboden, broederlijk in zoetigheid verbonden, zonder standsverschil. Net als in dit gedicht van Josefa van Maurik, uit 1925:

Tante voelt de les van Jantje,
Zwijgend neemt zij het besluit
Nooit meer taartjes of gebakjes
In de Vasten, nu is ’t uit.


Wilt u automatisch op de hoogte worden gehouden van nieuwe afleveringen van WoordHoek? Schrijf u dan in voor Taalpost, de gratis e-mailnieuwsbrief van het Genootschap Onze Taal.

Ewoud Sanders is journalist en taalhistoricus. Hij schrijft elke week voor het Instituut voor de Nederlandse Taal.

Twitter: @ewoudsanders

Ga naar de inhoud